Er volgen zo een paar startvragen. Per vraag heb je een minuut de tijd met je buur om tot een antwoord te komen. Daarna geef ik willekeurig iemand de beurt.
Slide 4 - Tekstslide
Startvragen
De treinen in Nederland hebben altijd vertraging (STANDPUNT). Mevrouw Lingbeek moest zondag een uur wachten op haar trein (ARGUMENT)
Is dit argument volgens jou juist/geldig?
timer
1:00
Slide 5 - Tekstslide
Startvragen
Wanneer is een argument goed? Noem minimaal 2 dingen.
Valt je iets op bij het volgende standpunt en argument? Hij is eerlijk, omdat hij nooit liegt
timer
1:00
Slide 6 - Tekstslide
Aantekeningen
Sleutelwoorden
Aantekeningen
Juist argument
Geldig argument
Cirkelredenering
Te snelle conclusie
Een argument zonder onwaarheden
Een argument over jouw standpunt en niet over iets anders (reizen met de trein kost veel tijd, de rij bij de kiosk is altijd lang)
Standpunt = argument
Een argument over 1 specifiek geval
Slide 7 - Tekstslide
Startvragen
Er volgen zo (weer) een paar startvragen. Per vraag heb je een minuut de tijd met je buur om tot een antwoord te komen. Daarna geef ik willekeurig iemand de beurt.