Gen = stukje op een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.
Slide 6 - Tekstslide
Vorming van geslachtscellen (wat waren ook alweer geslachtscellen?)
Slide 7 - Tekstslide
Dus: een van elk in een geslachtscel
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
Slide 9 - Tekstslide
Genenpaar
2 chromosomen van een paar zijn hetzelfde. De genen die op zo'n paar liggen zijn ook hetzelfde.
Toch kan de informatie die de genen bevatten verschillen.
Slide 10 - Tekstslide
Variatie in genotypen
Slide 11 - Tekstslide
Mutatie
Een chromosoom kan beschadigd raken.
Een gen raakt dan gemuteerd.
Iemand bij wie je een mutatie ziet in het fenotype (uiterlijk) noem je een mutant. Voorbeeld: albino
Slide 12 - Tekstslide
Mutagene invloeden
Slide 13 - Tekstslide
Kanker = mutatie in celdeling
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? Maak de knipopdracht die de docent uitdeelt.
Hoe? In tweetallen of alleen.
Hulp? De docent loopt rond, steek je hand op en vraag om hulp!
Klaar? Steek je hand op en laat je opdracht controleren door mevrouw Sponselee. Als het goedgekeurd is, ga je aan de slag met het maken van opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 vanaf bladzijde 122 in je boek.