In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Les 2: organen en orgaanstelsels
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat organen en orgaanstelsels zijn.
2. Je kunt aanwijzen waar de organen zitten.
3. Je kunt drie orgaanstelsels van de mens beschrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn organen? Welke organen hebben wij?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Video
01:22
Wat is een orgaanstelsel?
A
Een onderdeel met een bepaalde taak
B
Een groep organen die samenwerkt
C
Een groep cellen die samenwerkt
Slide 5 - Quizvraag
05:15
Welk orgaanstelsel zorgt ervoor dat voeding en zuurstof op de juiste plek komt?
A
Verteringsstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Spierstelsel
Slide 6 - Quizvraag
05:16
Wat zou er gebeuren met je ademhaling en hart als je harder gaat sporten?
A
Ze worden allebei langzamer.
B
Ademhaling gaat sneller, je hart gaat langzamer.
C
Ademhaling gaat langzamer, je hart gaat sneller.
D
Ze worden allebei sneller.
Slide 7 - Quizvraag
Orgaanstelsels
Je leert nu eerst 3 orgaanstelsels:
Bloedvatenstelsel
Verteringsstelsel
Ademhalingsstelsel
Slide 8 - Tekstslide
Organen
Een orgaan is een deel van een organisme met een bepaalde taak.
Organen in de torso.
Slide 9 - Tekstslide
Verteringsstelsel
Het verteringsstelsel zorgt ervoor dat je
eten opgenomen kan worden door je lijf.
Slokdarm
Door je slokdarm gaat je voedsel van je mond naar je maag.
Lever
Je lever filtert je bloed op giftige stoffen, zoals medicijnen en alcohol. De lever breekt deze stoffen af, zodat je ze kunt gebruiken of uit kunt plassen.
Maag
In je maag wordt je eten afgebroken, verteerd.
Dit zorgt ervoor dat je darmen het eten goed kunnen opnemen.
Dunne darm
In je dunne darm wordt je eten opgenomen. Die voedingsstoffen komen dan in je bloed terecht.
Dikke darm
In de dikke darm wordt het water uit de rest van het voedsel gehaald. Wat je dan overhoudt, is poep.
Slide 10 - Tekstslide
Zet de juiste organen op de aangewezen plekken (gebruik niet alle organen)
Luchtpijp
Long
Maag
Lever
Dunne darm
Dikke darm
Hart
Slide 11 - Sleepvraag
Bloedvatenstelsel
Zorgt ervoor dat bloed in alle delen van je lijf komt
Hart
Je hart is eigenlijk een spier. Deze pompt je bloed rond.
Volgend jaar krijg je een heel hoofdstuk over je bloedsomloop, dan leer je er meer over.
Aorta
grootste slagader (ader van je hart naar de rest van je lijf) in je lichaam. Hij is zo dik als je duim!
Bij een walvis is hij zó groot dat je er gewoon doorheen kunt kruipen!
Holle ader
de grootste ader in je lijf: hierdoor komt het bloed uit de rest van je lichaam terug bij je hart.
Slide 12 - Tekstslide
Het beenderstelsel
Alle botten in je lichaam vormen samen het beenderenstelsel
Slide 13 - Tekstslide
Ademhalingsstelsel
Met je ademhalingsstelsel adem je
zuurstof in en koolstofdioxide weer uit.
Luchtpijp
Je luchtpijp is als het ware een geribbelde buis. Deze ribbels komen, omdat er ringen van kraakbeen (hetzelfde bot als in je oor) inzitten, zodat je luchtpijp niet dichtraakt. De luchtpijp verbindt je mond en neus met je longen.
Bronchie
Een bronchie is een aftakking van de luchtpijp. Ook die vertakken zich weer: denk maar aan de takken van de boom.
Long
Je long ziet eruit als een spons. Dit omdat er lucht in en uit moet kunnen.
Met je longen neem je zuurstof op en geef je koolstofdioxide af aan de lucht.
Slide 14 - Tekstslide
Welk orgaanstelsel zorgt voor de opname van zuurstof?
A
Ademhalingsstelsel
B
Verteringsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
Slide 15 - Quizvraag
Dit orgaanstelsel zorgt ervoor dat je energie kunt opnemen
A
Ademhalingsstelsel
B
Verteringsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
Slide 16 - Quizvraag
Sleep de juiste woorden naar de zinnen
Een mens is een voorbeeld van een:
Een onderdeel van je lichaam met een bepaalde taak noem je een:
Je ademhalingsstelsel is een voorbeeld van een:
Orgaan
Organisme
Orgaanstelsel
Slide 17 - Sleepvraag
Opdracht: Zet de juiste taak (functie) achter het orgaan.