grammaire être, avoir & faire

BONJOUR ET BIENVENUE
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BONJOUR ET BIENVENUE
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

la tâche de début
In onderstaande zinnen staan 3 fouten. Zoek de fouten en verbeter: Je mag overleggen in tweetallen

  1. Nous avez un chien.
  2. Mélanie fais du foot.
  3. Je m'appelle Timo et je suis douze ans.



(Tip: werkwoorden être, avoir & faire)

timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui
  • La tâche de début
  • Grammaire: être, avoir & faire
  • Au travail! 

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling vorig jaar
De werkwoorden être, avoir & faire

Wat weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Vertaling?
être
avoir
faire
                              hebben
                                      zijn
                    doen/maken

Slide 5 - Sleepvraag

Etre
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils

Slide 6 - Sleepvraag

ETRE: jij bent
A
tu est
B
tu es
C
tu suis
D
tu as

Slide 7 - Quizvraag

nous ........ (etre)

A
etes
B
sont
C
sommes
D
avons

Slide 8 - Quizvraag

ETRE: hij is
A
il es
B
il suis
C
il a
D
il est

Slide 9 - Quizvraag

Vous (etre)

Slide 10 - Open vraag

avoir
A
hebben
B
zijn
C
doen
D
maken

Slide 11 - Quizvraag

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir' 
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft / we hebben
wij hebben
u heeft, jullie hebben
zij hebben

Slide 12 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 14 - Quizvraag

avoir
je
A
je ai
B
j'ai
C
je suis
D
je fais

Slide 15 - Quizvraag

Emma _____(avoir) une bonne note.
timer
0:30

Slide 16 - Open vraag

faire =
A
doen
B
maken
C
zijn
D
hebben

Slide 17 - Quizvraag

Les sports | Faire + du / de la / de l' 

1.


2.
3.
4.
5.
Faire du cheval
Faire de la natation
Faire du ski
Faire du jogging
Faire du vélo

Slide 18 - Sleepvraag

faire in de présent / tegenwoordige tijd:

nous ____ (faire)
A
fairons
B
fons
C
faisons
D
faites

Slide 19 - Quizvraag

Je ........... (faire)
A
fais
B
fait
C
font
D
faire

Slide 20 - Quizvraag

faire in de présent / tegenwoordige tijd:
Vous ( faire)
A
fais
B
faites
C
faisez
D
font

Slide 21 - Quizvraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord faire.

Tu _____________ du sport?

Slide 22 - Open vraag

Fini


Ruim je chromebook op en pak je lesboek op pagina 15

Slide 23 - Tekstslide

Au travail
Maak exercices 8B t/m D

Jullie werken 5 minuten in Z.S.
Na 5 minuten mag je overleggen in tweetallen

Klaar? Leer de vocabulaire van apprendre 1 t/m 4.
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Lesafsluiting
Maak een Franse zin waarin je het werkwoord être, avoir of faire gebruikt. (ZONDER BOEK)

Schrijf de zin op het blaadje + je naam en lever deze bij de deur in.

Slide 25 - Tekstslide