In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Tips & tricks to improve your English speaking skills!
Speaking English: Tips & Tricks!
Tijdens Taaldorp moet je in 4 verschillende situaties laten zien dat jij je in het Engels kunt redden.
Voor ene persoon is dat moeilijker dan voor de andere. Soms is het handig om wat 'trucjes' in huis te hebben om jezelf duidelijk te maken in het Engels. Dat ga je leren in deze les!
Slide 2 - Tekstslide
Hoe word jij beoordeeld?
1.Communicatie: snap jij wat er gevraagd/gezegd wordt en kun jij jouw boodschap overbrengen? (het belangrijkste beoordelingscriterium!)
2. Woordenschat.
3. Grammaticale correctheid.
4. Uitspraak en “fluency” (komt het er allemaal een beetje vlot uit?)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Tip 1: Omschrijf wat je wilt zeggen als je even niet weet wat het woord in het Engels is.
Bijvoorbeeld: Je bent in de kledingwinkel en zoekt het woord voor "stropdas", maar je kunt er niet opkomen!
Wat moet je weten van een stropdas om het uit te kunnen leggen? Klik op het vraagteken voor ideeën.
Hoe ziet het er uit?
Big or small?
Long or short?
Colors?
Patterns?
Materials?
Wie draagt het?
Men or women?
Adults or kids?
Hoe draag je het?
On your feet?
On your hands?
On your head?
Around your neck?
Slide 5 - Tekstslide
Nog een paar manieren om moeilijke woorden te omschrijven. Klik op het vraagteken voor ideeën:
Waar heeft het mee te maken?
clothing?
beauty?
media? food?
travel?
health?
Wat betekent het?
Leg uit wat het betekent.
Waar gebruik je het?
In the kitchen?
In the car?
In the bathroom?
At school/work?
At the hospital?
Wat kun je ermee?
Cut something?
Dress someone?
Eat or drink it?
Travel with it?
Fix things?
Wie gebruikt het?
Parents?
Kids?
Teachers?
Doctors?
Boys or girls?
Men or women?
Slide 6 - Tekstslide
Tip 2: Gebruik tegenovergestelden!
Iets omschrijven lukt beter als je tegenovergestelden kent. In het Engels noem je dat opposites.
Bijvoorbeeld: Je bent bij het reisbureau en je staat op het punt om een reis te boeken. Je vindt de reis te duur, maar je kan even niet op het Engelse woord komen, maar je weet wel wat 'goedkoop' is!
Dan kun je ook zeggen: "That is not cheap!" of...
als je het woord 'cheap' niet kent: "That is too much money."
Slide 7 - Tekstslide
Maak setjes van opposites door een blauw woord naar een rood woord te slepen.
round
tall
strong
safe
strange
tight
heavy
arrive
light
dangerous
square
loose
normal
weak
depart
short
Slide 8 - Sleepvraag
Tip 3: Gebruik 'fillers' als je even tijd nodig hebt om na te denken!
Let me think about that...
Laat me daar even over nadenken...
Hmm, I don't know!
Hmm, ik weet het niet!
That's a good question.
Dat is een goeie vraag.
How shall I say this...?
Hoe zal ik dit eens zeggen...?
Pardon? / Excuse me?
Sorry? (Ik heb u niet verstaan)
...you know...
... weet je... (ook niet te vaak gebruiken, hoor!)
so...
dus... (niet te vaak gebruiken, hoor)
Ah, yes, well...
Ach, ja, nou...
Slide 9 - Tekstslide
Tip 4: Kijk, luister, denk en spreek zoveel mogelijk Engels.
Kijk Engelstalige films en series.
Oefen gesprekjes via videobellen met klasgenoten of vrienden.
Check YouTube voor interviews met leuke Engelstalige muzikanten, acteurs en andere interessante mensen.
Herhaal voor jezelf wat je hoort in video's. Voelt gek, werkt fantastisch!