TC A2 3.2 en 3.4 herhaling

3.2 want, omdat, als
Omdat/want:
Na omdat en als komt een bijzin. Wie of wat komt op de eerste plaats.

Ik ga vandaag niet sporten, omdat ik moe ben.
Ik ga vandaag niet sporten, want ik ben moe.

Als: 
Met als vertel je wanneer iets gebeurt. 
Ik ga uit bed, als mijn wekker gaat.
Mijn vader wordt boos, als ik te laat kom.

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.2 want, omdat, als
Omdat/want:
Na omdat en als komt een bijzin. Wie of wat komt op de eerste plaats.

Ik ga vandaag niet sporten, omdat ik moe ben.
Ik ga vandaag niet sporten, want ik ben moe.

Als: 
Met als vertel je wanneer iets gebeurt. 
Ik ga uit bed, als mijn wekker gaat.
Mijn vader wordt boos, als ik te laat kom.

Slide 1 - Tekstslide

omdat en als
maak de zinnen af

Slide 2 - Tekstslide

Ik ga morgen niet naar school, omdat......

Slide 3 - Open vraag

Ik ga naar de supermarkt als........

Slide 4 - Open vraag

Amira is heel moe, omdat.....................

Slide 5 - Open vraag

Maak zinnen met 'om........te.....'
Geef antwoord op de vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

3.4 ...om te...
Na om .... te schrijf je het hele werkwoord. Het hele werkwoord staat op de laatste plaats.
Asriël gaat naar school om te leren.
Ik ga naar de bakker om brood te kopen.

Stelt iemand een vraag met waarvoor? Dan kun je antwoord geven met om ... te.
Waarvoor ga je naar school?   Om Nederlands te leren.
Waarvoor gebruik je je pen? Om te schrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Waarvoor gebruik je deze lepel?

Slide 9 - Open vraag

Waarom ga je naar de bakker?

Slide 10 - Open vraag

Waarom ga je naar de winkel?

Slide 11 - Open vraag

Waarom zit je in de auto?

Slide 12 - Open vraag

Waarvoor gebruik jij je telefoon?

Slide 13 - Open vraag