Herhaling thema 1,2 en 3

Herhaling: belangrijke spellingsregels
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling: belangrijke spellingsregels

Slide 1 - Tekstslide

Ei-regel 
==> Woorden in het verhaal = onthouden 
==> Woorden in het verhaal = ei 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
blij
B
blei

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
reis
B
rijs

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
gijt
B
geit

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
trein
B
trijn

Slide 6 - Quizvraag

Au-woorden
onthoud- woordjes

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
automaat
B
outomaat

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
ouders
B
auders

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
flouw
B
flauw

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
mouwen
B
mauwen

Slide 11 - Quizvraag

g of ch
==> Woorden met 'g' worden als 'weg' geschreven
==> woorden met 'ch' worden als 'zich' geschreven
==> verlengen

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
peg
B
pech

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
toch
B
tog

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
zich
B
zig

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vlug
B
vluch

Slide 16 - Quizvraag

uw
==> Woorden met uw 
==> de lange u voor een w schrijven we kort

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
schaduuw
B
schaduw

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
ruuw
B
ruw

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
zwaluw
B
zwaluuw

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
duwt
B
duuw

Slide 21 - Quizvraag

wr
==> Woorden met 'wr' 
==> schrijven 'wr', maar je zegt 'vr'

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vreemd
B
wreemd

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vrat
B
wrat

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vriemelen
B
wriemelen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vroeten
B
wroeten

Slide 26 - Quizvraag

Verdubbelen en verenkelen 
==> verdubbelen: klankgroep 2 ==> korte klank ==> dubbele medeklinker 

==> verenkelen: klankgroep 2 ==> lange klank ==> 1 klinker en 1 medeklinker 


Slide 27 - Tekstslide

Over welk woord gaat het hier

A
kiker
B
kikker

Slide 28 - Quizvraag

Over welk woord gaat het hier

A
botten
B
boten

Slide 29 - Quizvraag

Over welk woord gaat het hier

A
bessen
B
besen

Slide 30 - Quizvraag

Over welk woord gaat het hier

A
bakker
B
baker

Slide 31 - Quizvraag

Over welk woord gaat het hier

A
appen
B
apen

Slide 32 - Quizvraag

Over welk woord gaat het hier

A
vissen
B
visen

Slide 33 - Quizvraag

Over welk woord gaat het hier

A
notten
B
noten

Slide 34 - Quizvraag

Over welk woord gaat het hier

A
bomen
B
bommen

Slide 35 - Quizvraag

Dictee

Slide 36 - Tekstslide