Klas 1V unit 1 personal pronouns, numbers and vocab

Klas 1V unit 1
Personal pronouns
Numbers
Vocabulary
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Klas 1V unit 1
Personal pronouns
Numbers
Vocabulary

Slide 1 - Tekstslide

Vul de juiste personal pronoun in:

________ is dreaming. (George)

A
I
B
you
C
he
D
we

Slide 2 - Quizvraag

Vul de juiste personal pronoun in:

_____ is green. (the blackboard)
A
he
B
she
C
it
D
they

Slide 3 - Quizvraag

Vul de juiste personal pronoun in:

____ are on the wall. (the posters)
A
I
B
he
C
we
D
they

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste personal pronoun in:

___ are watching TV. (my mother and I)
A
we
B
she
C
I
D
they

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste personal pronoun in:

That's the new teacher. We don't like ___.
A
me
B
him
C
her
D
us

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste personal pronoun in:
Close your book and listen to ________.

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste personal pronoun in:
You love him. Does he love ______?

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste personal pronoun in:
We go for a run every day. Come with _____.

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste personal pronoun in:
They're new students. I don't know _______.

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste personal pronoun in:
He's Julie's ex-boyfriend. She hates _____.

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
8

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
23

Slide 13 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
36

Slide 14 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
49

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
54

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
85

Slide 17 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
172

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
333

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het nummer volledig op in het Engels.
1001

Slide 20 - Open vraag

Schrijf de Engelse vertaling op:

aardig

Slide 21 - Open vraag

Schrijf de Engelse vertaling op:

stil/rustig

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de Engelse vertaling op:

toegang

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de Engelse vertaling op:

zelfverzekerd

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de Engelse vertaling op:

ergens zijn, rondhangen

Slide 25 - Open vraag

Schrijf de Engelse vertaling op:

blij

Slide 26 - Open vraag

De stof van vorige week ging .....
A
nog niet zo goed, ik moet nog meer oefenen
B
aardig, sommige dingen gingen goed, andere ga ik oefenen
C
heel goed. Ik had veel geleerd en kon de vragen beantwoorden
D
ik heb niet geleerd en geen opdrachten gemaakt

Slide 27 - Quizvraag