In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
H3 - start nieuwe hoofdstuk
Laat je boeken nog even in je tas...
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
H3 - Klimaatveranderingen
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een klimaat?
Slide 4 - Open vraag
Woordweb
Welke woorden komen in jou op wanneer je denkt aan het woord 'klimaatverandering'? Let op: gebruik steekwoorden!
Slide 5 - Tekstslide
Klimaatverandering
Slide 6 - Woordweb
Hoofdstukindeling
Paragraaf 3.1: Lucht- en oceaanstromen
Paragraaf 3.2: Natuurlijke schommelingen
Paragraaf 3.3: De invloed van de mens
Paragraaf 3.4: Weerkaarten
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdstukindeling
Paragraaf 3.1: Lucht- en oceaanstromen
Paragraaf 3.2: Natuurlijke schommelingen
Paragraaf 3.3: De invloed van de mens
Paragraaf 3.4: Weerkaarten
Neem je aantekeningenschrift voor je en noteer paragraaf 3.1 bovenaan een nieuwe pagina.
Slide 8 - Tekstslide
Hoge en lage luchtdruk
Normale situatie: 1013 millibar Hoge druk: > 1013
Lage druk: <1013
Slide 9 - Tekstslide
Luchtdruk is een ander woord voor de kolom lucht die op de grond drukt. Hoeveel kilo is deze luchtdruk per vierkante meter?
A
300 kilo
B
600 kilo
C
1500 kilo
D
10000 kilo
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Video
Hoge en lage luchtdruk
Lucht die verwarmd wordt, wordt lichter en stijgt op - Lage luchtdruk aan het aardoppervlak
Lucht die afkoelt, wordt zwaarder en daalt - Hoge luchtdruk aan het aardoppervlak
Neem de tekening op het bord ook over in je aantekening!
Slide 12 - Tekstslide
Waar vind je de meeste lagedrukgebieden?
A
In de tropische zone
B
In de aride zone (woestijnen)
C
In de gematigde zone
D
Rond de poolcirkel
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Energieverdeling
Omdat de aarde rond is, is de invalshoek van een zonnestraal niet overal op aarde hetzelfde. Hierdoor ontvangt niet elke plek op aarde evenveel warmte.
Slide 16 - Tekstslide
Atmosferische circulatie
L
H
H
Slide 17 - Tekstslide
De atmosferische circulatie zorgt ervoor dat...
A
Koudere lucht uit de poolstreken naar Nederland kan waaien
B
Warme lucht uit de tropen naar Nederland kan waaien
C
Koudere lucht uit poolstreken rond de polen blijft
D
Warme lucht uit de tropen in de tropische zone blijft
Slide 18 - Quizvraag
Opdracht - Mondiaal windsysteem
Gebruik de atlas (kaart 194) en het stencil
Teken de plaatsen hiernaast in wereldbol A
Teken per plaats wat de windrichting is in januari en juli
Gebruik een andere kleur voor januari en juli
Klaar? Welke conclusie kun je trekken?
1. Mumbai
2. Amsterdam
3. Lagos
4. Wellington
5. Hongkong
6. Khartoum
7. Nairobi
8. Moskou
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
De aarde draait
...in 24 uur eenmaal om haar as in oostelijke richting.
Lucht stroomt van een H naar een L en krijgt daarbij:
op het Noordelijk halfrond een afwijking naar rechts
op het Zuidelijk halfrond een afwijking naar links.
Slide 22 - Tekstslide
Boven Nederland ligt een lagedrukgebied. Vanuit welke richting waait de wind deze dag?
A
Zuidoost
B
Noordwest
C
Zuidwest
D
Noordoost
Slide 23 - Quizvraag
Wind krijgt op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts. Wat gebeurt er wanneer een wind van het noordelijk naar het zuidelijk halfrond, over de evenaar waait?
A
De windrichting buigt af naar links
B
De windrichting blijft gewoon doorwaaien
C
De windrichting buigt af naar rechts
Slide 24 - Quizvraag
Opdracht
Teken in wereldbol B op je stencil...
De ligging van lage- en hogedrukgebieden op de wereld
De overheersende windrichting, waarbij je de regels van het corioliseffect hanteert
Slide 25 - Tekstslide
home.planet.nl
Slide 26 - Link
Hoe ontstaan seizoenen?
A
De zon draait in een jaar om de aarde
B
De aarde draait in een jaar om de zon
C
De aarde draait om zijn eigen as
D
De zon draait om zijn eigen as
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Video
Schuine stand aardas
De aarde staat schuin t.o.v. de zon: er ontstaan seizoenen.
Hierdoor verschuift het lage drukgebied rond de evenaar. Dit noem je de ITCZ.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
De ITCZ ligt in de maand juli...
A
Ten zuiden van de evenaar
B
Ten noorden van de evenaar
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Zeestromen
Warme zeestroom = Zeestroom die warm water van de evenaar naar hogere breedte voert.
Koude zeestroom = Zeestroom die koud water uit de poolgebieden naar lagere breedte voert.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
De Golfstroom zorgt voor
A
Meer warmte in de zomer en winter in Nederland
B
Minder warmte in de zomer en winter in Nederland
C
Meer warmte in de winter en koelte in de zomer in Nederland
D
Meer koelte in de winter en warmte in de zomer in Nederland
Slide 37 - Quizvraag
Een koude zeestroom zorgt voor...
A
Minder verdamping dus meer neerslag
B
Minder verdamping dus minder neerslag
C
Meer verdamping dus meer neerslag
D
Meer verdamping dus minder neerslag
Slide 38 - Quizvraag
Slide 39 - Tekstslide
Heb je nog vragen over de leerstof? Stel je (serieuze) vragen hieronder, dan bespreken we klassikaal.
Slide 40 - Open vraag
Aan de slag!
Maak de opdrachten bij paragraaf 1
Slide 41 - Tekstslide
Controlevragen: rond de tropen vind je voornamelijk...
A
Gebieden met een hoge luchtdruk
B
Gebieden met een lage luchtdruk
Slide 42 - Quizvraag
Controlevragen: Wind waait van...
A
Een lagedrukgebied naar een hogedrukgebied
B
Een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied
Slide 43 - Quizvraag
Controlevragen: Bij een lagedrukgebied...
A
Daalt de lucht naar beneden
B
Stijgt de lucht op
Slide 44 - Quizvraag
Controlevragen: In gebieden rond de poolcirkel...
A
Valt de zon schuiner in en wordt een kleiner oppervlakte verwarmd
B
Valt de zon rechter in en wordt een kleiner oppervlakte verwarmd
C
Valt de zon schuiner in en wordt een groter oppervlakte verwarmd
D
Valt de zon rechter in en wordt een groter oppervlakte verwarmd