Scheidbare werkwoorden | maak de juiste zin (TC - A2 | thema 3)

• NT2
• MBO
• Studiejaar 2

Scheidbare werkwoorden

Scheidbare werkwoorden

1. Eén werkwoord? Je schrijft eerst het werkwoord daarna het "andere woordje"

Voorbeeld: Ik maak de kamer schoon. 

   2. Twee werkwoorden? Je schijft het hele werkwoord op de laatste plaats. 

Voorbeeld: Ik ga de kamer schoonmaken.

    3. Voltooide tijd? Je schijft eerst het hulpwerkwoord (hebben/zijn)het "andere woordje" dan               ge- en daarna het werkwoord. (Denk ook aan soft-ketchup)

Voorbeeld: Ik heb de kamer schoongemaakt.

Ik ruim de kamer .....

1. aan
2. schoon
3. op
4. af

.....jij de broodjes....?

1. neem - mee
2. meen - neem
3. mee - neem
4. neem - meen

Wat is het hele werkwoord?

Ik sta om 6 uur op.

1. staan
2. staan op
3. opstaan
4. sta op

Wat is het hele werkwoord?

Asia kijkt de toets na.

1. kijkt
2. nakijken
3. kijkt naar
4. naar kijken

Wat is het hele werkwoord?

Ik maak de tafel schoon.

Wat is het hele werkwoord?

Hans stapt de bus uit.

Wat is het hele werkwoord?

De opa past op zijn kleinkind.

Wat is het hele werkwoord?

De trein komt om 10 uur aan.

Wat is het hele werkwoord?

Maria trekt haar jas uit.

Wat doe je na het eten?
(borden - afwassen)

Wat doet een docent na het werk?
(toets - nakijken)

Wat doen mensen in hun vakantie?
(uitrusten)

Wat doe je als een Nederlands woord niet kent? (opzoeken)

Wat doe je als de telefoon gaat?
(opnemen)

Wat doe je met een schilderij?
(ophangen)

Wat doe je als je naar buiten gaat?
(jas - aantrekken)

Kun je nu zelf zinnen met een scheidbaar werkwoord bedenken?

😒🙁😐🙂😃