Spelling C7, P7+8 (tussenklank + aan elkaar of los)

Welkom H4E!
  • Ga zitten volgens de plattegrond. 
  • Pak je spullen erbij: laptop (Dagen van gras), etui en schrift
  • Oortjes uit en in de tas




Nederlands havo 4
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom H4E!
  • Ga zitten volgens de plattegrond. 
  • Pak je spullen erbij: laptop (Dagen van gras), etui en schrift
  • Oortjes uit en in de tas




Nederlands havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
  • Dagen van gras
  • Terugblik meervoudsvorming en verkleinwoorden
  • Terugblik voorzetselgebruik
  • C7, P7: Tussenklank in samenstellingen
  • C7, P8: Aan elkaar of los?

Slide 3 - Tekstslide

Dagen van gras
Boek 1 

Te vinden op onlinebibliotheek.nl 
    of
Leen het papieren boek in de mediatheek

Slide 4 - Tekstslide



Noteer de meervoudsvormen:
  • alinea
  • basis
  • cadeau
  • party
  • glas
  • seismograaf
  • industrie


Noteer het verkleinwoord:
  • cake
  • blad
  • taxi
  • schip
  • chocola
  • diner
  • gsm
Terugblik

Slide 5 - Tekstslide



Noteer de meervoudsvormen:
  • alinea - alinea's 
  • basis - bases / basissen
  • cadeau - cadeaus
  • party - party's
  • glas - glazen
  • seismograaf - seismografen
  • industrie - industrieën


Noteer het verkleinwoord:
  • cake - cakeje
  • blad - blaadje
  • taxi - taxietje
  • schip - scheepje
  • chocola - chocolaatje
  • diner - dinertje
  • gsm - gsm'tje
Terugblik

Slide 6 - Tekstslide

zich schuldig maken
timer
0:30
A
aan
B
voor
C
tegen
D
met

Slide 7 - Quizvraag

opgewassen zijn
timer
0:30
A
aan
B
op
C
tegen
D
met

Slide 8 - Quizvraag

ontbloot zijn
timer
0:30
A
aan
B
voor
C
tegen
D
van

Slide 9 - Quizvraag

ter beschikking stellen
timer
0:30
A
op
B
voor
C
tegen
D
boven

Slide 10 - Quizvraag

gediend zijn
timer
0:30
A
van
B
voor
C
tegen
D
naast

Slide 11 - Quizvraag

behept zijn
timer
0:30
A
van
B
tegen
C
boven
D
met

Slide 12 - Quizvraag

wars zijn
timer
0:30
A
van
B
tegen
C
aan
D
met

Slide 13 - Quizvraag

gebaat zijn
timer
0:30
A
van
B
op
C
aan
D
met

Slide 14 - Quizvraag

Meervoudsvorming
De meeste Nederlandse woorden hebben een meervoud op -s of op -en.

  • -s: als de uitspraak gelijk blijft
goeroes, televisies, logés, oevers, garages, chimpansees

  • -'s: om uitspraakproblemen te voorkomen
        > bij afkortingen: vwo’ers, dvd’s, wc’tje
        > in woorden die eindigen op a, i, o, u, y,  (ik hou van ys): taxi’s, lama's 
maar: etuis, bureaus, displays


Maar: etuis, bureaus, milieus, jockeys, cowboys, essays; hier is geen uitspraakprobleem.

            

Slide 15 - Tekstslide

Meervoudsvorming
  • -en: schrijf je aan het woord vast: klanten, paarden, wensen

woorden op -ie: 
- klemtoon op -ie → -ën: industrie – industrieën
- klemtoon niet op -ie →  -n; porie – poriën









Slide 16 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Van veel zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Dit zijn de regels voor de vorming van verkleinwoorden:
  • kje, pje, tje erachter: cakeje, boompje, sprietje
  • korte klanken worden soms lang: blaadje, lootje
  • apostrof bij afkortingen en y: dvd'tje, A4'tje, buggy'tje, baby'tje
  • dubbele klinker: lamaatje, autootje, reçuutje
maar: kiwietje, karbonaadje, slaatje, blaadje, jongetje etc.
speel af

Slide 17 - Tekstslide

C7: P7 + P8

Slide 18 - Tekstslide

Tussenklank in samenstellingen
Wat is een samenstelling?

Sommige woorden kun je gewoon aan elkaar plakken als je een nieuw woord wilt vormen. 
Bij andere moet je -s-, -e- of -en- tussen de woorden zetten.


Slide 19 - Tekstslide

Tussenklank
Wanneer gebruik je -en-?
  • het eerste deel is een zelfst. nw én heeft alleen een mv op -en-: kattenspeeltje

Wanneer gebruik je -s-?
  • je hoort een -s-: 
      dorpschef, want: dorpshuis

Slide 20 - Tekstslide

Tussenklank
Wanneer gebruik je -e-?
  • eerste deel heeft geen mv: gerstenat
  • van het eerste deel is er maar 1: zonnewijzer
  • eerste deel heeft een mv op -s-: aspergesoep
  • eerste deel heeft een mv op -s- of -n-: groentesap
  • eerste deel is geen zelfst. nw.: rodekool
  • eerste deel versterkt een bijv. nw.: apetrots
  • geen 'woord': elleboog

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Maken:
  • C7, P7: opdr. 1 t/m 5

Moeilijk? Oefen met opdr. 6 t/m 9
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide

Samenstelling
Samenstellingen schrijf je in het Nederlands in het algemeen aan elkaar. Soms komt er een liggend streepje tussen de delen.

Welke woorden schrijf je aan elkaar?
  • samenstellingen van twee of drie woorden: vakantiehuis, indiensttreding
  • getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: zeshonderdvijftig
      Maar: tien miljoen, drie miljard


 


Slide 23 - Tekstslide

Samenstelling
Welke woorden schrijf je aan elkaar?
  • combinaties van een voorzetsel en een bijwoord: dichtbij
  • combinaties van of twee voorzetsels: voorin, achterop
  • voornaamwoordelijke bijwoorden; die bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel:  waarvoor, daartegenover


 


Slide 24 - Tekstslide

Samenstelling
Kortom:
  • meerdere woorden samengevoegd
  • tot en met drie woorden aan elkaar
  • koppelteken nodig bij: klinkerbotsing, onoverzichtelijkheid

huis-aan-huisbladen, koffieapparaat, televisiekijken, rente-inkomen, diploma-uitreiking, tostiapparaat, anti-aanbaklaag

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht
Maken:
  • C7, P7: opdr. 1 t/m 5
  • C7, P8: opdr. 1 t/m 4

Moeilijk? Oefen met:
C7: opdr. 6 t/m 9
C8: opdr. 6B, 7B
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
Donderdag 3 oktober:
  • C7, P7: opdr. 1 t/m 5
  • C7, P8: opdr. 1 t/m 4

Slide 27 - Tekstslide