XKA 3.4: Stambomen M3 2022

Thema 3: Erfelijkheid en evolutie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3: Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Kruising: AA x aa
Wat is de verhouding genotypen en fenotypen in de F2?

Slide 2 - Tekstslide

Basisstof 4: Stambomen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen bij Thema 3 Erfelijkheid
Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.
Je kunt een kruisingsschema opstellen.
Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren.
Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe rassen en soorten.
Je kunt toelichten wat fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
Je kunt toelichten dat overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven. (SE)
Je kunt beschrijven dat katten informatie over de vachtkleur doorgeven via de geslachtschromosomen.
Je kunt methoden beschrijven om organismen te klonen en uitleggen wat de functie van klonen is.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Basisstof 4: stambomen

Slide 8 - Tekstslide

Stamboom

Slide 9 - Tekstslide

Stamboom
  • Met een stamboom kun je zien hoe een bepaalde eigenschap (bv. haarkleur) in een familie is doorgegeven

  • Man of vrouw
  • Type eigenschap

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan 
  1.  Kijk wat het fenotype is van iedereen in de stamboom.
  2. Wat is het genotype van het kind met een ander fenotype dan vader én moeder.
  3. Schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de andere gezinsleden.
  4. Vul de genotypen zo veel mogelijk aan.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Kijk wat het fenotype is van iedereen in de stamboom.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Wat is het genotype van het kind met een ander fenotype dan vader én moeder.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Wat is het genotype van het kind met een ander fenotype dan vader én moeder.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de andere gezinsleden.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de andere gezinsleden.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Vul de genotypen zo veel mogelijk aan.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Vul de genotypen zo veel mogelijk aan.

Slide 18 - Tekstslide

Kan je in deze stamboom zien welk eigenschap dominant is?

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 20 - Quizvraag

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 21 - Quizvraag

Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 22 - Quizvraag

Bij konijnen komen verschillende vachtkleuren voor, zoals een donkere vacht en een vachtkleur die ’Himalaya-type’ wordt genoemd. Het gen voor donkere vachtkleur is dominant (A).
De stamboom in afbeelding 6 geeft de overerving van de vachtkleur in een konijnenfamilie
weer. Geef de genotypen van konijn 1, 2 en 3.

A
1 = AA / 2 = AA / 3 = aa
B
1 = Aa / 2 = AA / 3 = aa
C
1 = Aa of AA / 2 = Aa of AA / 3 = aa
D
1 = Aa / 2 = Aa / 3 = aa

Slide 23 - Quizvraag


Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond

Slide 24 - Quizvraag


Twee witte Leghorns kippen worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 25 - Quizvraag


12. Stamboom
Bekijk de stamboom. In de stamboom worden mannen met een vierkantje aangegeven en vrouwen met een rondje.

Welk verband is er tussen 2 en 10?
A
Moeder en dochter
B
Vader en zoon
C
Oma en kleindochter
D
Opa en kleinzoon

Slide 26 - Quizvraag

In de afbeelding zie je stambomen van drie families waarin een bepaalde erfelijke ziekte voorkomt.

Voor genetisch onderzoek naar deze ziekte moet erfelijk materiaal beschikbaar zijn van drie familieleden met die ziekte. Deze drie familieleden moeten nauw aan elkaar verwant zijn. Slechts één van deze drie families voldoet aan die voorwaarde. Welke familie is dat?
A
Familie 1
B
Familie 2
C
Familie 3

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk
Huiswerk voor donderdag 8 december:
§3.3: opdr. 1-5
§3.4: opdr. 1-5

Slide 28 - Tekstslide