Lezen blok 2

Over taal/lezen 
blok 1 en 2
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Over taal/lezen 
blok 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Grondig lezen
- als je de tekst goed wilt begrijpen
- bedenk bij elke alinea wat de belangrijkste informatie is
- stel jezelf vragen over de tekst d.m.v. : leesplan

Slide 2 - Tekstslide

Aansporende tekst
- tekstsoort: de lezer aansporen iets te doen of te kopen
- tekstvorm: reclame, advertentie, folder, poster, oproep, brief

Kenmerken: weinig tekst, speciale woorden, overdrijving, grappen, opvallend gedrukte woorden, afbeeldingen 

Slide 3 - Tekstslide

Infographic
- informatieve afbeelding
ze vormen een geheel met de tekst
- tekst en beeld is even belangrijk
- Het doel is de lezer snel grote hoeveelheid informatie geven
FILMPJE 

Slide 4 - Tekstslide

Een advertentie is een voorbeeld van een tekst met het volgende tekstdoel
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 5 - Quizvraag

Een nieuwsbericht is een voorbeeld van een tekst met als tekstdoel
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 6 - Quizvraag

Een folder is een voorbeeld van een tekst met als tekstdoel
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Het tekstdoel van
deze tekst is
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 8 - Quizvraag

Een gedicht is een voorbeeld van een tekst met als tekstdoel
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 9 - Quizvraag

Sleep het tekstdoel naar de juiste omschrijving.
informeren
overhalen
amuseren
De schrijver wil de lezer iets nieuws vertellen.
De schrijver wil de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen.
De schrijver wil de lezer aansporen iets te doen.

Slide 10 - Sleepvraag

De schrijver van een recept wil de lezer uitleggen hoe je een maaltijd klaarmaakt.
A
leesdoel
B
tekstdoel

Slide 11 - Quizvraag

Mevrouw de Kooter kijkt op de website van de bibliotheek, omdat ze wil weten hoe laat ze open zijn.
A
leesdoel
B
tekstdoel

Slide 12 - Quizvraag

Bij verkennend lezen...
A
bekijk je de titel, de afbeeldingen en lees je de tekst.
B
bekijk je de titel, de afbeeldingen en de bron.
C
bekijk je de titel, de afbeeldingen, de tussenkopjes en de bron.
D
bekijk je de titel, de afbeeldingen, de tussenkopjes en de bron en lees je de tekst.

Slide 13 - Quizvraag

Lees de tekst

Slide 14 - Tekstslide

De lezers zijn het publiek van een tekst. Voor welk publiek is de tekst in de vorige slide geschreven?

Slide 15 - Open vraag

Lees de tekst

Slide 16 - Tekstslide

Voor welk publiek is de tekst in de vorige slide geschreven?

Slide 17 - Open vraag

lees de tekst

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst in de vorige slide?

Slide 19 - Open vraag

Wat is het tekstdoel van de tekst 'jagen en verzamelen'?

Slide 20 - Open vraag

Rondje woordenschat

Slide 21 - Tekstslide

Een kenmerk is een eigenschap waar je iets aan kan herkennen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Als je iets wil introduceren, dan betekent dit dat je het kort opschrijft.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Als je iets aan het selecteren bent, dan ben je iets aan het opschrijven.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Een auteur is iemand die auto's maakt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Verklaren
A
redenen geven waarom je iets zegt
B
uitleggen waarom iets zo is

Slide 26 - Quizvraag

bekennen
A
iets toegeven
B
besluiten om iets te veranderen

Slide 27 - Quizvraag

intensief betekent
A
actief
B
uitgebreid
C
hevig
D
rustig

Slide 28 - Quizvraag

Maken 
Blok 2
Opdracht 1 klassikaal 
K/GL: in twee- tallen: opdracht 2 t/m 4 blz 89
BASIS: Zelfstandig: 1 t/m 5 blz. 87 
Klaar fictie? Heb je een onderdeel van fictie af? = aftekenen bij de docent 

Slide 29 - Tekstslide