Mens en Milieu

Vorige keren
                                             Voeding en vertering: 
Brandstoffen
Beschermingstoffen
Bouwstoffen
Reservestoffen

Glucose (suiker)
Mineralen/vitaminen
Eiwitten
Vetten
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologySecondary Education

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vorige keren
                                             Voeding en vertering: 
Brandstoffen
Beschermingstoffen
Bouwstoffen
Reservestoffen

Glucose (suiker)
Mineralen/vitaminen
Eiwitten
Vetten

Slide 1 - Tekstslide

Voeding en vertering
Verteringsstelsel:
organen zorgen er stapsgewijs voor dat voedsel wordt afgebroken en wordt opgenomen

Slide 2 - Tekstslide

Voeding en vertering
  1. Suiker in de mond m.b.v. speeksel
  2. Eiwitten in de maag m.b.v maagzuur
  3. Vetten in de 12-vingerige darm m.b.v. gal
  4. Koolhydraten in de 12-v. darm m.b.v. alvleeskliersap
  5. Dunne darm zorgt voor verdere afbraak en opname via de darmwand (veel plooien = groot oppervlak)
  6. Dikke darm zorgt ook voor opname, maar vooral voor vervoer naar de anus

Slide 3 - Tekstslide

Ecologie
Studie van organismen in relatie tot hun omgeving

voeden
Ademhalen
Uitschijden
waarnemen
bewegen
voortplanten
Groeien

Slide 4 - Tekstslide

Biotische factoren

Alle invloeden op een levend wezen komend van een ander levend wezen
  1. Paren
  2. Jagen op
  3. Concurrentie
Abiotische factoren

Alle invloeden op een levend wezen komend van een levenloos iets
  1. Licht
  2. Lucht
  3. Temperatuur

Slide 5 - Tekstslide

Ecologie
Producenten
Produceren voedsel (planten


Afvaleters
Eten dode wezens
Consumenten
Eten andere levende wezens 



Reducenten
Schimmels en bacteriën die dood materiaal omzetten in voedings stoffen voor planten

Slide 6 - Tekstslide

Autotroof

Auto = doet zelf
(Automatisch = doet iets zelf)
Troof= eter

Maakt zijn eten zelf
vaak planten d.m.v. photosynthese
Heterotroof

Hetero = anders
(Hetero's vallen op het andere geslacht)
troof = eter
Eet iets anders
vaak dieren (consumenten)

Slide 7 - Tekstslide

Ecologie
Photosynthese

Het omzetten van licht en CO2 m.b.v. bladgroenkorrels in glucose (brandstof)

Slide 8 - Tekstslide

Stikstof en Koolstofkringloop
Het pad dat Stikstok en Koolstof doorloopt in meerdere organismen


Slide 9 - Tekstslide

Koolstofkringloop
  1. wordt uit de lucht gehaald d.m.v. fotosynthese voor glucose plant
  2. Dier eet plant, koolstof zit in het dier.
  3. Dier sterft, wordt d.m.v. reducenten omgezet in andere stoffen (rottingsproces)
  4. Door energie uitscheiding van reducenten koolstof terug in de lucht (en dan weer stap 1) 
  5. Planten, dieren en reducenten vebranden energie, koolstof komt hier altijd bij vrij, gaat bij elke stap een beetje weer terug de lucht in.

Slide 10 - Tekstslide

Vandaag
Mens en Milieu
  1. Voedselproductie en landbouw
  2. Energie
  3. Klimaat
  4. Het water
  5. Uitstoot en afval

Slide 11 - Tekstslide

Mens en milieu
Mensen beïnvloeden het milieu (veelal negatief)

Wij ontrekken stoffen uit de grond
Wij stoten veel stoffen uit 

Slide 12 - Tekstslide

Biobouwers
Wij beïnvloeden onze omgeving 
  1. Zuiderzee
  2. Afsluitdijk gebouwd
  3. Vismigratie gestopt
  4. voortplanting daardoor gestopt
  5. Uitsterfing van veel vissoorten in het ijsselmeer/zuiderzee
Bio
Bio = Leven

Slide 13 - Tekstslide

Voedselproductie
Meer soorten, belangrijkste zijn:
  1. Akkerbouw ( verbouwen van voedingsgewassen)
  2. Veeteelt ( het houden van dieren voor de productie van dierlijk materiaal)
  3. Tuinbouw (hetzelfde als akkerbouw maar vooral met de hand)

Slide 14 - Tekstslide

Voedselproductie
Meer mensen = meer eten

Dus productie moet omhoog.

Hoe?

Slide 15 - Tekstslide

Bemesting
Planten hebben bepaalde mineralen nodig om te groeien 
Bijvoorbeeld stiktof (denk aan de kringloop)
Deze mineralen zitten in mest. 

Kunstmest 
Heel precies
Kost veel meer om te maken
Mest uit stallen 
Goedkoper
Minder precies

Slide 16 - Tekstslide

Bemesting
Ook andere invloeden: 

Veel mest wast uit, waardoor er mest in bijvoorbeeld sloten en grondwater terecht komt. Hier wordt het stikstof gehalte dan te hoog waardoor er diersoorten uitsterven.

Ook kan het ons drinkwater vervuilen!

Slide 17 - Tekstslide

Ploegen
Grond omgooien d.m.v grote ploegen achter een tractor
Hierdoor komt er meer zuurstof in de grond waardoor reducenten beter hun werk kunnen doen en er meer voedingsstoffen in de grond komen.

Slide 18 - Tekstslide

Bescherming
Plagen en ziektes
Plagen zijn diertjes die de planten opeten

Plagen ontstaan omdat er 
  1. Genoeg te eten is om de populatie te ondersteunen
  2. Niet genoeg roofdieren zijn om de populatie uit te dunnen

Slide 19 - Tekstslide

Bescherming
Neemt óf het voedsel weg óf je moet de diertjes doodmaken
  1.   Pesticiden en chemicaliën inzetten om de plant te beschermen
  2.   Andere dieren inzetten die de plaag bijvoorbeeld opeet (lieveheerstbeestjes)

Slide 20 - Tekstslide

monoculturen
Wij verbouwen veel hetzelfde gewas. 
Dus, op één veld staat maar één soort plant (die genetisch vaak ook hetzelfde is)
Dus als er één vatbaar is voor een bepaalde ziekte is de rest automatisch ook enorm vatbaar.

Slide 21 - Tekstslide

Genetisch modificeren (GMO'S)
Het aanpassen van het DNA van een plant om positieve eigenschappen te vergroten.

Slide 22 - Tekstslide

Wilde aardbei
GMO aardbei

Slide 23 - Tekstslide

Hoe dan we dat nou?
Selectief telen van planten dus:

één aardbei plant is net wat groter dan de ander, die planten we voort met een andere die iets groter is. Hun "kinderen" zijn dan weer net iets groter, die planten we weer voort met een andere etc. 

Slide 24 - Tekstslide

Energie
Brandstoffen:

Fossiele brandstoffen zijn miljoenen jaren geleden ontstaan uit plantenresten en zijn heel lang samengeperst tot een soort olie die ontzettend brandbaar is.

Slide 25 - Tekstslide

Voordelen

  1. Zijn makkelijk te vervoeren
  2. Makkelijk te gebruiken
  3. En relatief goedkoop
Nadelen

  1. uitstoot van veel afvalstoffen
  2. Veel koolstof uitstoot
  3. En ze zijn eindig (raken op)

Slide 26 - Tekstslide

Energie
Brandstoffen die geen of weinig vervuiling veroorzaken en die niet opraken noemen we 

duurzame energie.

Slide 27 - Tekstslide

Kernenergie
Door het splitsen van atomen in bepaalde radioactieve stoffen komt er gigantisch veel energie (hitte) vrij waardoor je water kan laten koken en turbines kan laten draaien en daarmee kan je elektriciteit opwekken.

Slide 28 - Tekstslide

Voordelen

  1. Geen lucht vervuiling
  2. Enorm veel energie
  3. Relatief veilig
Nadelen

  1. Radioactief afval blijft over
  2. Als het fout gaat, gaat het goed fout
  3. Raakt op.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Andere vormen
Wind energie d.m.v wind turbines (geen vervuiling, maar heb je goede wind nodig)
Zonne energie ( geen vervuiling, maar je hebt zon nodig)
Waterenergie ( weinig vervuiling, maar je moet dammen bouwen. Dit heeft invloed op de omgeving eromheen, en je hebt hoogteverschillen nodig)

Slide 31 - Tekstslide

Het water
Oppervlakte en grondwater
Oppervlakte water = Rivieren, meren zeeën

Grondwater zit in de grond.

Slide 32 - Tekstslide

Grondwater
Is zelfreinigend
Reducenten breken organisch materiaal af en zetten het om in mineralen. 
Water komt omhoog , wordt oppervlakte water en neemt mineralen mee.

Slide 33 - Tekstslide

Waterbloei
Als water veel mineralen bevat kunnen algen en kroos er goed groeien, dit wordt waterbloei genoemd. 
Algen gebruiken zuurstof om te leven en onttrekken dit uit het water. 
Dan blijft er minder zuurstof over voor andere levende wezen in het water zoals vissen. Deze sterven dan. 

Slide 34 - Tekstslide

Vervuiling
Door gebruik van chemische stoffen en luchtvervuiling komen er veel chemische stoffen in het water.

Hier wordt ons drinkwater van gemaakt en kan dus enorm gevaarlijk voor ons zijn. 

Slide 35 - Tekstslide

Via overbemesting kunnen er via het grondwater teveel mineralen in het oppervlaktewater terecht komen. Het kroos of de algen in de sloten gaan door de mineralen uit de mest heel snel groeien, waardoor de sloot dicht groeit. Dat heet
A
Algen groei
B
Waterbloei
C
Overbevolking
D
Overgroei

Slide 36 - Quizvraag

Schonere energiebronnen als windenergie en zonne-energie, waarbij geen luchtvervuiling komt, noemen we ..................... energiebronnen
A
Schone
B
Brandbare
C
Duurzame
D
Eenzame

Slide 37 - Quizvraag

Plagen zijn te groot uitgegroeide populaties van diertjes die gewassen kunnen opeten waardoor de productie van voedsel minder wordt. Denk bijvoorbeeld aan de sprinkhanen plaag. Welke twéé voorwaarden heeft een populatie nodig om uit te groeien tot een plaag?

Slide 38 - Open vraag

Tips:
  1. Kijk de filmpjes van biologie met joost
  2. Maak aantekeningen
  3. Als je klaar bent met het onderwerp (Voedsel&vertering, Ecologie en Mens&milieu) maak dan een verhaaltje van de aantekeningen in je eigen woorden

Slide 39 - Tekstslide

Toetstips:
  1. Bekijk rustig de vraag én wat belangrijk is voor het antwoord
  2. Als je paniek merkt, éérst vier keer rustig ademhalen voor je naar de antwoorden kijkt
  3. Bij multiple choice, schrijf eerst wat je denkt op een kladblaadje en kijk dán naar de antwoord mogelijkheden 
  4. Bij open vragen : Schrijf zoveel mogelijk op, of op een kladblaadje of op de toets zelf 

Slide 40 - Tekstslide