les 7, klas 1A 2-10-19

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
- absenten
- MO
- grammaire H
- faire: 27 t/m 36
_________na de pauze_________
- herhaling grammaire H (jullie moeten het mij kunnen uitleggen)
- Quiz
- un jeu (voca A t/m F)
- les devoirs

Slide 2 - Tekstslide

Mo
fermez vos livres!

Slide 3 - Tekstslide

Grammaire H - à la page 18
l'article = het lidwoord

Slide 4 - Tekstslide

Vertaal...
1. l'école = 
2. une glace = 
3. un garçon = 
4. les filles = 
5. le stylo =
6. des vêtements= 

Slide 5 - Tekstslide

Vertaal...
1. de jongen = .... garçon
2. het meisje = ..... fille
3. een broer = ..... frère
4. een zus = .... soeur
5. broers = .... frères
6. het hotel = ... hôtel
7. een vriendin = ... amie
8. de boeken = .... livres

Slide 6 - Tekstslide

Faire: 27 t/m 36
Klaar? Kom even naar mij toe!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
- absenten (5 min)
- herhaling l'article (grammaire H) ( 8 min)
- Quiz (15 min)
- un jeu (voca A t/m F) (10 min) 
- les devoirs (10 min)

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling l'article
le/la/les/l'

un/une/des

Slide 10 - Tekstslide

l'article

Slide 11 - Woordweb

Het lidwoord komt voor het zelfstandig naamwoord te staan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

"le" vertaal je met ....
A
een
B
geen vertaling in het Nederlands
C
de/het

Slide 13 - Quizvraag

Voor een klinker of een H die je niet hoort, veranderen "le/la" in ....
A
des
B
l'
C
verandert niet

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal...
les filles
A
het meisje
B
meisjes
C
de steden
D
de meisjes

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal...

het strand
A
le plage
B
la plage
C
les plage
D
une plage

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal...

Des amis
A
vrienden
B
de vrienden
C
een vriend
D
de vriend

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal...

het adres
A
le adresse
B
la adresse
C
l'adresse
D
les adresses

Slide 18 - Quizvraag

Als het lidwoord in de meervoudsvorm staat, krijgt het zelfstandig naamwoord een -s
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de vertaling van "des".
Bijvoorbeeld: des frères
A
De
B
Het
C
Een
D
Er is geen vertaling in het Nederlands

Slide 20 - Quizvraag

Un jeu ( 10 min )
Wat: De docent kiest een leerling uit. Deze leerling staat voor de klas en kiest een woord uit de woordenlijsten (A t/m F).
Deze leerling gaat dit woord beschrijven door het uit te beelden of door het te tekenen. 
De rest van de klas moet het woord raden (met vingers!!!). Vervolgens geeft de leerling zelf de beurt aan iemand anders.
Door de klas roepen = 3x voca G

Tijd: 10 min

Slide 21 - Tekstslide

Les devoirs
- Faire: 27 t/m 36
- Apprendre: voca G

Voor 9-10-19!




Slide 22 - Tekstslide