Thursday: Grammatica onderwerpen unit 4

Thursday!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thursday!

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica 
  1. Lees de volgende 2 slides. Hierop staan de grammatica onderwerpen met de uitleg uit het boek All right! MAX.
  2. Daarna klik je door. Je krijgt meer uitleg en gaat oefenen met de grammatica onderwerpen.
  3. Steek je hand op als je een vraag hebt.

Slide 2 - Tekstslide

Grammar in All right! MAX (1/2)
  • Toekomst -> to be going to:
    Je gebruikt to be going to (am / are / is + going to) + hele werkwoord als:
  1. Je een plan hebt voor de toekomst;
  2. Er een duidelijke aanwijzing is dat er iets gaat gebeuren. 

Slide 3 - Tekstslide

Grammar Unit 4:
  • Nu bezig: present continuous:
De present continuous gebruik je om aan te geven dat iets nu aan de gang is. 
Je maakt hem met een vorm van to be (am / are / is) + hele werkwoord + -ing.

Slide 4 - Tekstslide

Maar eerst...
Even oefenen met 'to be'. 

Slide 5 - Tekstslide

Weet je het nog?
Welke (3) vormen van to be zijn er?
A
am/have /are
B
am/is/are
C
have/has/are
D
he/she/it

Slide 6 - Quizvraag

I
SHE
IT
AM
IS
ARE
YOU
HE
WE
THEY

Slide 7 - Sleepvraag

'To be going to'
Als je iets wilt voorspellen of als je een plan hebt voor de toekomst.
+                                                                          -                                              ?
I am going to watch tv.                I am not going to watch tv.         Am I going to...?
He is going to watch tv.              He is not going to watch tv.        Is he going to..?
We are going to watch tv.          We are not going to watch tv.    Are we going..?

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp + to be + going to + werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

(+)It _____________ to be a beautiful day!
A
are going
B
is going
C
might be going
D
will

Slide 10 - Quizvraag

Bevestigend: To be going to (+):

Slide 11 - Tekstslide

(+)We ... (to travel) to Canada next year.
A
am going to tavel
B
is going to travel
C
are going to travel
D
are going to to travel

Slide 12 - Quizvraag

(+)He_________ (to buy) a new computer.
A
am going to buy
B
is going to buy
C
are going to buy
D
is buying

Slide 13 - Quizvraag

Welk woordje gebruik je, als je een zin ontkennend wil maken?
(Als je wilt zeggen dat iets niet zo is).

Slide 14 - Open vraag

Onderwerp + to be + not + going to + werkwoord




I am not going to cry.

Slide 15 - Tekstslide

Ontkennend:To be going to (-) 

Slide 16 - Tekstslide

(-) They .... (to help) me.
A
is not going to help
B
are not going to help
C
am not going to help
D
are not going to to help

Slide 17 - Quizvraag


(?) ...........................( to meet) your brother?
A
We is going to meet
B
Is we going to meet
C
Am we going to meet
D
Are we going to meet

Slide 18 - Quizvraag

To be + onderwerp + going to + werkwoord




Is he going to lose subscribers?

Slide 19 - Tekstslide

Vraagzin: To be going to (?)

Slide 20 - Tekstslide

(?) …………………… (to phone) his friend.
A
Are he going to phone
B
Is he going to phone
C
He is going to phones
D
He going to phone

Slide 21 - Quizvraag

Present Continuous

Slide 22 - Tekstslide

Present Continuous: gebruik
Je gebruikt de Present Continuous
als je het hebt over dingen die NU BEZIG zijn
(signaalwoorden: (right) now, at the moment, today, etc...)

Examples: 
I am reading right now.
He is talking at the moment

Slide 23 - Tekstslide

The Present Continuous 
Vorm:
am/is/are + werkwoord + -ing 

Bijvoorbeeld:
I am teaching. 
She is singing.
We are dancing.
I am eating now. 

Slide 24 - Tekstslide

I .......... (listen) to music at the moment.
A
am listening
B
are listening
C
is listening

Slide 25 - Quizvraag

Look! The dog .......... (play) with the ball.
A
is play
B
is playing
C
are play
D
are playing

Slide 26 - Quizvraag

Max Verstappen .......... (race) at the track.
A
is raceing
B
are racing
C
is racing
D
are racing

Slide 27 - Quizvraag

We .......... (drink) some tea.
A
am drinking
B
are drinking
C
is drinking

Slide 28 - Quizvraag

It .......... (rain) right now.
A
is raining
B
are raining

Slide 29 - Quizvraag

Questions with the present continuous 
Regel: am/is/are    +    onderwerp    +    werkwoord -ing

Bijvoorbeeld:
  • Am I doing my homework right now?
  • Is it raining right now?
  • Are we listening to the teacher?

Slide 30 - Tekstslide

Maak een vraagzin. 
Are
you
doing
homework 
?

Slide 31 - Sleepvraag

Maak hier een vraagzin van:
You are walking to school.

Slide 32 - Open vraag

Maak hier een vraagzin van:
My mum is cooking dinner.

Slide 33 - Open vraag

Negatives with the present continuous (-)
Regel: am/is/are +    not     +    werkwoord -ing



Bijvoorbeeld:
  • I am not doing my homework right now.
  • It is not raining at the moment.
  • We are not listening to the teacher. 

Slide 34 - Tekstslide

Maak een ontkenning.

She
is
not
playing
the guitar.

Slide 35 - Sleepvraag

Maak hier een ontkennende zin (-) van:
He is washing his hands.

Slide 36 - Open vraag

Maak hier een ontkennende zin (-) van: Sarah and Jim are helping their father.

Slide 37 - Open vraag

Done!
Je hebt deze les de grammatica onderwerpen van unit 4 herhaald. Hoe ging het?

Vul jouw antwoord in op de volgende slide.

Slide 38 - Tekstslide

Hoe vond je het gaan? Welke onderwerpen vind je nog moeilijk?

Slide 39 - Open vraag