Gebeurtenissen die in het verleden begonnen zijn en waar we nog steeds iets van merken
VS
Gebeurtenissen die in het verleden gebeurd zijn en voorbij zijn.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Present Perfect VS Past Simple
Gebeurtenissen die in het verleden begonnen zijn en waar we nog steeds iets van merken
VS
Gebeurtenissen die in het verleden gebeurd zijn en voorbij zijn.
Slide 1 - Tekstslide
Hoe kunnen we in een zin zien dat een gebeurtenis voorbij is?
Slide 2 - Woordweb
Gebeurtenissen die voorbij zijn (past simple)
We worked there.
My sister walked to school.
The boys talked too much in class.
We slept on the floor.
The friends bought a new car.
Peter broke his leg on holiday.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe kunnen we in een zin zien dat een gebeurtenis nog steeds bezig is?
Slide 4 - Woordweb
Gebeurtenissen waar we nog steeds iets van merken.
(Present Perfect)
We have worked there.
My brother has walked to school.
Peter has talked too his father.
My teacher has bought a new car.
The parents have left the building.
I have chosen a new dress.
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer gebruik je wat?
Gebeurtenissen die voorbij zijn:
last week / last year / two minutes ago / when I was young
Gebeurtenissen die nog bezig zijn:
since last week / since I was young / never / ever / for two hours
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeelden
John bought a new car 6 months ago.
(Hier zeggen we dat John 6 maanden geleden een nieuwe auto kocht. Het kopen van de auto is dus afgelopen)
Peter has worked at the Burgerking since 2015.
(Hier zeggen we dat John sinds 2015 bij de Burgerking werkt. We maken hiermee dus duidelijk dat hij er nu nog steeds werkt.)
Slide 7 - Tekstslide
Oefenen
Vul bij de volgende zinnen de juiste vorm van het woord tussen haakjes in. Kijk eerst goed naar de zin en bepaal of de gebeurtenis is afgelopen of dat deze nog steeds bezig is.
Slide 8 - Tekstslide
John _____ President of the US in 2011. (to become)
Slide 9 - Open vraag
This person _____ my bag! Help me! (to steal)
Slide 10 - Open vraag
We _____ a real lion before. (never / to see)
Slide 11 - Open vraag
My parents ____ home very late last night. (to come)
Slide 12 - Open vraag
Write short sentences about what you did in the holiday.
Slide 13 - Woordweb
Write short sentences about things you've done since you were 4 years.