Wiederholung: Zahlen + regelmatige ww

Wiederholung: Zahlen + regelmatige ww
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung: Zahlen + regelmatige ww

Slide 1 - Tekstslide

Welke getallen ken je nog?
Schrijf minimaal 3 getallen
in het Duits voluit!

Slide 2 - Woordweb

Zahlen 0 bis 10

0 = null {noel}
1 = eins
2 = zwei {tswei}
3= drei
4 = vier
5 = fünf {fùnf = korte u klank}

6 = sechs {zechs}
7 = sieben
8 = acht
9 = neun {noin}
10 = zehn {tseen}

Slide 3 - Tekstslide

11 bis 20

11 = elf
12 = zwölf {tswulf}
13 = dreizehn
14 = vierzehn
15 = fünfzehn
16 = sechzehn
17 = siebzehn
18 = achtzehn


19 = neunzehn
20 = zwanzig {tswanzig}

Slide 4 - Tekstslide

21 bis zum 100

21 = einundzwanzig
30 = dreißig
40 = vierzig
50 = fünfzig
60 = sechzig
70 = siebzig
80 = achtzig
90 = neunzig
100 = hundert
Getallen samenstellen:
z.B die Zahl 33

1. achterste getal (drei....)
2. en er tussen plakken (dreiund...
3. Tiental achteraan plakken. 
(dreiunddreißig

Slide 5 - Tekstslide

Die Zahl: 17

Slide 6 - Open vraag

Die Zahl: 46

Slide 7 - Open vraag

Die Zahl: 87

Slide 8 - Open vraag

Regelmatige ww 
Hoe maken wij ook alweer de stam van het werkwoord?

Slide 9 - Tekstslide

Waar staat het ezelsbruggetje IDEWIS voor?

Slide 10 - Open vraag

Welk ezelsbruggetje
hadden wij voor de uitgangen
(stam + ....)

Slide 11 - Woordweb

Persoon
uitgang
ich
+ e
du
+ st
er/sie/es
+ t
wir
+ en
ihr
+ t
Sie/sie
+ en
Overzicht uitgangen

Slide 12 - Tekstslide

Welke woorden waren
een uitzondering.
De stam eindigt op een .......

Slide 13 - Woordweb

Ich _______ (kommen) aus Deutschland.
A
kommst
B
kommt
C
komme
D
kommen

Slide 14 - Quizvraag

Wir ___________ (tanzen) bis morgen früh!
A
tanze
B
tanzen
C
tanzt
D
tanzet

Slide 15 - Quizvraag

Das Baby ___________ (weinen) schon den ganzen Abend.
A
weine
B
weint
C
weinst
D
weinen

Slide 16 - Quizvraag

Wie _______ (heißen) du?
A
heiße
B
heißst
C
heißt
D
heißen

Slide 17 - Quizvraag

Meine Mutter _______ (spielen) Gitarre.
A
spielt
B
spiele
C
spielst
D
spielen

Slide 18 - Quizvraag

Meine Oma _______ (kochen) jeden Tag.
A
koche
B
kochst
C
kocht
D
kochen

Slide 19 - Quizvraag

Er _______ (reden) immer so wenig.
A
rede
B
redest
C
redt
D
redet

Slide 20 - Quizvraag

Ihr _____ (singen) sooo schön!
A
singe
B
singt
C
singst
D
singen

Slide 21 - Quizvraag

Ik beheers de getallen
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Ik snap + kan de regelmatige werkwoorden vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll