V4 21.12.2021

Herzlich willkommen
Dienstag 21.12.2021
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen
Dienstag 21.12.2021

Slide 1 - Tekstslide

Heute 
  • Wiederholung der Wörter
  • Grammatik: Verben mit Fall
  • Zeit für Wiederholung der Modalverben


Das Ziel von heute: Wörter  + Modalverben wiederholen + Verben mit Fall kennenlernen.

Slide 2 - Tekstslide

Übersetze ins Niederländische:
das Dachgeschoss

Slide 3 - Open vraag

Übersetze ins Niederländische
heutzutage

Slide 4 - Open vraag

de klant
A
die Küche
B
der Kunde
C
die Tüte
D
das Mitglied

Slide 5 - Quizvraag

Übersetze ins Deutsche:
scheiden

Slide 6 - Open vraag

der Müll
tauschen
de borg
mieten
ruilen
die Kaution
het afval
huren

Slide 7 - Sleepvraag

Die Antworten
das Dachgeschoss - de zolder
heutzutage - tegenwoordig
de klant - der Kunde (die Küche/die Tüte/das Mitglied)
scheiden - trennen
der Müll - het afval
die Kaution - de borg
mieten - huren
tauschen - ruilen

Slide 8 - Tekstslide

Verben mit Fall
V - voorzetsel oder: VERB
O
N
G
S
U

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Let op!
Als er een werkwoord met een naamval in de zin staat, maakt het niet uit wat de vervoeging is van het werkwoord.
Ook niet in welke tijd het werkwoord staat of waar het in de zin staat. Van belang is het zinsdeel waarop het
werkwoord betrekking heeft: Letzte Woche hat Katrin meiner Mutter beim Fensterputzen geholfen. (helfen +3).

Slide 11 - Tekstslide

Beispiele (Foto/Screenshot)
1. Ich sehe ein______ Mädchen (o) mit ______ (haar) Fahhrad (o).
2. Er gibt ________ (mij) ein______ Apfel (m)
3. D_____ Junge ist mein_____ Freund.
4. Sie bitten d____ Mann, die Frage zu lösen. 
5. Es kostet __________ (mij) viel Zeit.
6. Sie fragt  d_____ Frau, mit welch_____ Buch sie anfängt.
7. Vor ein______ Woche ging ich zu________ Supermarkt (m).
8. Sie gratuliert ____________ (hem).

Slide 12 - Tekstslide

Aufgabe 'Verben mit Fall'

Slide 13 - Open vraag

Die Antworten
1. Ich sehe ein Mädchen (o) mit ihrem (haar) Fahhrad (o).
2. Er gibt mir (mij) einen Apfel (m)
3. Der Junge ist mein Freund.
4. Sie bitten den Mann, die Frage zu lösen. 
5. Es kostet mich (mij) viel Zeit.
6. Sie fragt die Frau, mit welchem Buch sie anfängt.
7. Vor einer Woche ging ich zum Supermarkt (m).
8. Sie gratuliert ihm (hem).

Slide 14 - Tekstslide

Wiederholung3
Ihr könnt am Ende dieser Stunde die Modalverben im Präsens konjugieren.

Slide 15 - Tekstslide

Weißt du es noch?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij kunnen morgen niet naar school."

Slide 18 - Open vraag

Ich kann Deutsch sprechen.

Slide 19 - Tekstslide

Lisa mag einen Apfel.

Slide 20 - Tekstslide

Der Hund darf hier reingehen.

Slide 21 - Tekstslide

Möchten Sie etwas essen?

Slide 22 - Tekstslide

Paul will zu Lisa gehen.

Slide 23 - Tekstslide

Die Schüler wissen die Antwort.

Slide 24 - Tekstslide

Pia muss dringend zur Toilette.

Slide 25 - Tekstslide

"Du sollst deine Zähne putzen!"

Slide 26 - Tekstslide

Als het goed is, heb je 'müssen' en 'sollen' beide als 'moeten' vertaald. Maar wat is het verschil? 

Kijk nu nog eens goed naar de twee plaatjes... 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het verschil in betekenis tussen 'müssen' en 'sollen'?

Slide 29 - Open vraag

Waar moet je opletten bij het vervoegen van de Modalverben im Präsens?

Slide 30 - Open vraag

Jetzt du!
Übung macht den Meister.

(oefening baart kunst)

Slide 31 - Tekstslide

Ich (können, tt) ……………. dir helfen.

Slide 32 - Open vraag

Er(wissen, tt) …….. noch nicht so viel.

Slide 33 - Open vraag

Du (dürfen, tt) ……… heute früher nach Hause gehen.

Slide 34 - Open vraag

Er (wollen, tt) ……. nachher einkaufen gehen.

Slide 35 - Open vraag

Ihr (sollen, tt) ……... eure Hausaufgaben machen.

Slide 36 - Open vraag

Macht jetzt Aufgabe 45-47
Auf Seite 81-82 (Lektion 5)

Slide 37 - Tekstslide