V2 Grammatica 6: redekundig ontleden


Welkom 
v2t!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les


Welkom 
v2t!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Grammatica 6: redekundig ontleden
  2. Huiswerkopdrachten maken
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide


Wat is redekundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 4 - Quizvraag


Wat hoort bij redekundig ontleden?
A
zelfstandig naamwoord
B
onderwerp
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 5 - Quizvraag

Welke zinsdelen heb je geleerd op de basisschool en in klas 1?

Slide 6 - Woordweb

Alle zinsdelen op een rijtje
  • Persoonsvorm (pv)
  • Onderwerp (ond)
  • Werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • Naamwoordelijk gezegde (nwg: nd & wd)
  • Lijdend voorwerp (lv)
  • Meewerkend voorwerp (mv)
  • Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 7 - Tekstslide

Alle zinsdelen op een rijtje
Naamwoordelijk gezegde (nwg: nd & wd)

Deze is nieuw dit jaar!

We bespreken het naamwoordelijk gezegde volgende les :)

Slide 8 - Tekstslide


Wat is de juiste volgorde van ontleden?
A
pv gez ond andere zinsdelen
B
ond pv gez andere zinsdelen
C
gez pv andere zinsdelen ond
D
gez pv ond andere zinsdelen

Slide 9 - Quizvraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

Welke zin is goed?
A
De / meisjes / liepen / gisteren/ over straat.
B
De meisjes / liepen / gisteren /over straat.
C
De meisjes / liepen / gisteren / over / straat.
D
De meisjes liepen / gisteren over straat.

Slide 10 - Quizvraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

Welke zin is goed?
A
Onze kat / is helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.
B
Onze kat / is / helaas / deze zomer / overleden aan ouderdom.
C
Onze kat / is / helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.
D
Onze kat is / helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 13 - Quizvraag


Hoeveel zinsdelen heeft de basiszin van 'versturen'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag


Hoeveel zinsdelen heeft de basiszin van 'paardrijden'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Je kunt met die app gemakkelijk 1 gigabyte ruimte vrijmaken in het geheugen van je smartphone.

Wat is 'met die app' voor zinsdeel?

A
onderwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

Ik weet dat niet.

Wat is 'dat' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quizvraag

Er wordt je regelmatig een vraag ter bevestiging gesteld.

Wat is 'je' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quizvraag

Ze zeggen weinig onder het eten.

Wat is 'onder het eten' voor zinsdeel?
A
meewerkend voorwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quizvraag

De hond lag toen in de tuin te slapen.

Wat is 'toen' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quizvraag

Ontleed onderstaande zin.

Die persoon moet veel fantasie hebben.
A
pv ond lv wwg
B
ond pv mv wwg
C
ond pv lv wwg
D
ond wwg lv pv

Slide 21 - Quizvraag

Ontleed onderstaande zin.

Ik hoop het.
A
pv ond lv
B
ond pv mv
C
ond pv lv
D
ond wwg lv

Slide 22 - Quizvraag

Ontleed onderstaande zin.

Mijn moeder gaf de planten water.
A
pv ond mv lv
B
ond pv lv mv
C
pv ond lv mv
D
ond pv mv lv

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerkopdrachten maken
  • Maak opdracht 4, 7 en 8 op pagina 27-28 van je boek.
  • Je krijgt de rest van de les de tijd.
  • Je mag zachtjes overleggen.
  • Klaar? Ga (als er nog lestijd over is) een nieuw leesboek lenen. 

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 6 februari
  • Huiswerk: maken opdr. 4, 7 en 8 (p. 26-28)  + leren p. 26, 28 en 186-195 (voorzetselvoorwerp niet) + nieuw leesboek uitzoeken
  • Meenemen: leesboek, boek, schrift, pen en LAPTOP
  • Programma: grammatica 20

Slide 25 - Tekstslide