blok 2 fictie (Anette)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Blok 2 Fictie  

2.1 lekker lezen 

(blz 50 -54)

Lesdoelen fictie blok 2 

1. je kunt het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.
2. je kunt voorbeelden geven van fictie en non-fictie.
3. je kunt je mening over een verhaal uitleggen door beoordelingswoorden te gebruiken.  

moeilijke woorden......

Dadelijk lezen we het verhaal  Coolman: superheld of.....? 

In dat verhaal komen een paar lastige woorden voor.

Welke woorden ken je wel / niet.

Maak even de volgende sleepopdracht omdat te checken. 

een groot iets

soldaten op een paard

heel ontspannen, heel erg op je gemak

mensen die een ander land hebben veroverd om daar te gaan wonen

een grote groep mensen

de cavalerie

de kolonisten

de horde

het gevaarte

relaxed

 Lees de tekst op blz 50 t/m 52 

Welke personen komen in dit verhaal voor?

De verteller heeft een probleem. Wat is zijn probleem?

Hoe is dat probleem ontstaan?

Wie vertelt het verhaal?

1. Kai
2. Coolman
3. mevr. Maier

Wie geeft de verteller de schuld van zijn probleem?

1. mevr. Maier
2. Coolman
3. de 2 jongens
4. Kai

Hoe ziet Coolman eruit?

In regel 69-70 zie je staan:
'maakt het blauwe gevaarte een sprong opzij.'

Wat betekent dat?

In regel 30-31 zie je staan:
'als of hij levensmoe is.'

Wat betekent dat?

De titel van het verhaal is niet af. Wat zou jij op de puntjes zetten?

Coolman: superheld of.........? 

Wat vind jij van het verhaal?

Kan dit verhaal echt gebeurd zijn?

Leestips blz 54

theorie: blz. 55

We lezen de theorie op blz. 55

- bekijk eerst de buitenkant kenmerken.

- bedenk voor jezelf: waarom zijn sommige woorden dik gedrukt of gemarkeerd? 

https:

theorie: blz. 56

We lezen de theorie op blz. 56

- bekijk eerst de buitenkant kenmerken

- bedenk: wat valt je op aan de rij met beoordelingswoorden? 

beoordelingswoorden:

Lees de teksten (1 t/m 4) op blz. 56-57

Bij de volgende opdrachten mag je die teksten er gewoon bij gebruiken. 

(je herkent de teksten meteen omdat de achtergrond een beetje blauw / groen van kleur is) 

Deze 4 teksten zijn:

1. fictie
2. non-fictie

In welke tekst staat géén mening?

1. tekst 1
2. tekst 2
3. tekst 3
4. tekst 4

tekst 2
Welk beoordelingswoord gebruikt Suzanne?

tekst 3
Welk beoordelingswoord gebruikt Esmée?

tekst 4
Welk beoordelingswoord gebruikt Koen?

Uitleggen beoordelingswoord

Schrijf de uitleg van Koen helemaal over:

Het gaat nog steeds over tekst 1 t/m 4. (blz. 56-57)

Wie legt zijn / haar mening uit?

1. Suzanne
2. Esmée
3. Koen

zelfstandig werken (digitaal)

1.     Ga via Magister naar leermiddelen.

2.    Ga naar blok 2

3.    Ga naar fictie

4.    Maak de opdrachten  2.1     2.2     2.3   t/m 5.1.2   (= schema invullen)

Dit is het huiswerk voor de volgende les . 

Ik weet het verschil tussen fictie en non-fictie.

1. ja
2. met hulp
3. soms
4. snap er niks van

Ik weet wat beoordelingswoorden zijn.

1. ja
2. met hulp
3. soms
4. snap er niks van

Ik weet welke woorden vaak gebruikt worden om uit te leggen waarom je voor een bepaald beoordelingswoord hebt gekozen.

1. met de woorden waarom en hoe
2. met de woorden wanneer en waar
3. met de woorden want en omdat
4. met de woorden ook en of