Leerjaar 2_IB_FR_P2_MYP3Ljaar2 - Cours 2 20250408 Pronoms Possessifs

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
Enlevez votre manteau. 
Mettez votre téléphone portable dans votre sac à dos.
Écouteurs dans vos sacs à dos.
Posez vos sacs à dos par terre.
Posez votre ordinateur portable fermé sur la table.
Mettez votre matériel scolaire sur la table.
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom bij VAK
Unit 3: Do you like traditions?/
Aimes-tu les fêtes et les traditions? 
Learner Profile: ....
Reflective/ Reflectief
ATL: ....
Organisation/ Reflection
Related concepts: ....
Context and Purpose
Key concept: ....
Culture encompasses a range of learned and shared beliefs, values, interests, attitudes, products, ways of knowing and patterns of behaviour created by human communities. The concept of culture is dynamic and organic.
Statement of Inquiry : The purpose of traditions depends on the different philosophies, ways of life, and beliefs within a specific cultural context.
Global context: ....
Personal & cultural expression

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Correctie van de toets/ Correction de l'examen
  • Voorkennis/ Connaissances préalables 
  • Leerdoelen opstellen/ Objectifs d’apprentissage
  • Instructie/ Instructions
  • Aan de slag/ Connaissance d'aujourd'hui
  • Reflectie en leerdoelen check/ Réflexion et vérification des objectifs d'apprentissage

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht periode 3
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Quelles sont les fêtes que nous célébrons?
What are the holidays we celebrate?

Les pronoms possessifs
Vocabulaire
Comment célèbres-tu ton anniversaire?
How do you celebrate your birthday?
Qu'est-ce qu'un jour férié?
What is a public holiday?


Qu'est-ce que tu manges lors d'une fête?
What do you eat at a party?

Pronoms possessifs
Comment identifions-nous la culture avec les fêtes?
How do we identify culture with holidays?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht periode 3
Week 6
Week 7
Week 8
Week 9
Week 10
Comment faire des crêpes?
How to make pancakes?

Les traditions sont-elles essentielles à la culture? Les fêtes et les festivals.
Are traditions essential to culture? Celebrations and festivals.

Comment analyser un texte visuel?
How to analyze a visual text?
Révision/
Content review

Examen/
Test

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Correction de l'examen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je préfère le jardin parce que je peux jouer au ballon.
- J'aime la chambre de mes parents parce qu'elle est grande et belle.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Dans ma chambre j'aime lire et dormir.
  • J'aime lire et écouter de la musique. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Écris 2 mots, en français, que tu connais sur le thème des fêtes.
Schrijf 2 woorden, in het Frans, die je kent over het thema: feesten.

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

un festival
La fête
un déguisement
un anniversaire
un repas
Het feest
een kostuum
een verjaardag
een maaltijd
een festival

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

les vêtements
un cadeau
Pâques
Noël
une tradition
een cadeau
Pasen
Kerstmis
een traditie
de kleding

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vocabulaire
La fête
Het feest
La nourriture
Het eten
Les vêtements
De kleding
Noël
Kerstmis
Pâques
Pasen
un anniversaire
Een verjaardag
un cadeau
Een cadeau

Slide 20 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Vocabulaire
Un déguisement
Een kostuum
Un festival
Een festival
Un gâteau
Een taart
Un repas
Een maaltijd
Un rituel
Een ritueel
Une carte
Een kaart
une tradition
Een traditie

Slide 21 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Leerdoelen
  • Je sais expliquer ce qui appartient aux personnes.
  • Je comprends quand les gens parlent d'une fête d'anniversaire.
  • J'utilise le vocabulaire approprié pour parler d'un anniversaire. 

  • I know how to explain what belongs to people.
  • I understand when people talk about a birthday party.
  • I use the appropriate vocabulary to talk about a birthday

 
 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Bezittelijke voornaamwoorden
Masculin singulier

Féminin singulier
Pluriel
1ère personne
mon livre
ma voiture
mes objets
2ème personne
ton
ta
tes
3ème personne
son
sa
ses
1ère personne pluriel
notre livre
notre voiture
nos objets
2ème personne pluriel
votre
votre
vos
3ème personne pluriel
leur
leur
leurs

Slide 23 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Bezittelijke voornaamwoorden
FR - NL
Masculin singulier

Féminin singulier
Pluriel
1ère personne
mon/ MIJN
ma/ MIJN
mes/ MIJN
2ème personne
ton / JOUW
ta/JOUW
tes/ JOUW
3ème personne
son/ ZIJN
sa/ HAAR
ses/ HUN
1ère personne pluriel
notre/ ONZE
notre/ ONZE
nos/ ONZE
2ème personne pluriel
votre/ JULLIE
votre/ JULLIE
vos/ JULLIE
3ème personne pluriel
leur/ HUN
leur/ HUN
leurs/ HUN

Slide 24 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Instructie
Bezittelijke voornaamwoorden
In French, the possessive adjective changes depending on the gender and number of the possessor (mon, ma, mes).

Slide 25 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Instructie

Slide 27 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Aan de slag

Slide 28 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Quel type de texte est-ce?
Wat voor soort tekst is dit?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Slide 30 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Aan de slag

Slide 31 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Aan de slag

Slide 32 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Écrivez cinq mots liés
au vocabulaire de l'anniversaire.
Write five words related to birthday vocabulary.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Décris ce que tu fais habituellement pour fêter ton
anniversaire. Quelles sont les traditions dans ton pays ou dans ta famille ?
Beschrijf wat je gewoonlijk doet om je verjaardag te vieren. Wat zijn de tradities in jouw land of familie?
Controlevragen

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:25
"Est-ce que tu viens pour mon anniversaire?"
A
mon = l'homme qui parle (the man who speaks)
B
mon = un autre ami (another friend)
C
mon = la femme (the woman)
D
mon = aucune personne (nobody)

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:51
"Tous nos amis peuvent venir."
A
nos = l'homme qui parle
B
nos= les amis de l'homme et de la femme. (the friends of the man and the woman.)
C
nos = la femme
D
nos= les amis de l'homme. (the man's friends)

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:01
"Le soir j'invite mes amis."
Choisis la bonne réponse.

A
L'homme a un ami.
B
L'homme a plusieurs amis.
C
L'homme et la femme ont un ami.
D
L'homme et la femme ont plusieurs amis.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Le mois prochain, c’est l’anniversaire de ______
frère Thomas: il va avoir trente ans ! Pour ______  anniversaire, 
je vais organiser une fête avec _______ famille
et _____ amis. 
 _____ parents vont venir bien sûr.
Je vais également inviter ______ meilleure copine Laura.
son
ses
mon
notre
sa
nos

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Un anniversaire se fête:
A
Annuellement
B
Quotidiennement
C
Fréquemment
D
Mensuellement

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Qu'est-ce que c'est?
A
une viande
B
une crêpe
C
un gâteau
D
un légume

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Qu'est-ce que c'est?
A
une recette
B
une lettre
C
une chanson
D
une invitation

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

C'est ____ ton anniversaire?
A
comment
B
combien
C
que
D
quand

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... anniversaire
A
mon
B
ma
C
mes
D
t'

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies uit:
..... est ton anniversaire?
A
quand
B
combien

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mon anniversaire c'est ................, en juillet.
A
en été
B
en hiver
C
au printemps
D
en automne

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework/ Devoirs

Slide 48 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Reflectie
Je sais expliquer ce qui appartient aux personnes.
Je comprends quand les gens parlent d'une fête d'anniversaire.
J'utilise le vocabulaire approprié pour parler d'un anniversaire.


I know how to explain what belongs to people.
I understand when people talk about a birthday party.
I use the appropriate vocabulary to talk about a birthday

Slide 49 - Tekstslide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende Unit. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag op basis van het Learner Profile en de ATL-skills. Dit wordt vastgelegd in Toddle. Samen blikken docent en leerlingen vooruit aan de hand van de JdW-planner.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies