88e les

1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 56 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui,  c'est le mercredi 15 juin 
Bienvenue au cours de français!

Slide 3 - Tekstslide

AUJOURD'HUI                         Vandaag

  • Oefenen t.b.v. leestoets
  • TIPS t.b.v. de leestoets 
  • maandag: Repetitie nakijken 

Slide 4 - Tekstslide

Toi toi toi
Hoe zeg je suc
ces (voor het theater) 
in het Frans?                           

  1. Bonne chance
  2. Beaucoup de succès 
  3. Merde!
  4. Casse une jambe!

Slide 5 - Tekstslide

Pourquoi on dit "merde!"?                            

Slide 6 - Tekstslide

Pourquoi on dit "merde!"?                            

Slide 7 - Tekstslide

Welke TIPs voor het lezen ken je al? 
  1. In groepen
  2. Schrijf 1 tip per post-its
  3. je hebt 3 minuten
  4. de docent verzamel de post-its .

timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

TIP voor het lezen
p. 31
  • T    Titel lezen
  • I     Inleiding lezen
  • P   Photo's bekijken 

Slide 9 - Tekstslide

TIPS voor het LEZEN ken jij?  
Zie ook p. 234 en 236 van Boek B
  1. TIP      Titel - Inleiding - Photo (afbeeldingen/opmaak)
  2. Lees eerst de vragen. Ze geven al informatie over de tekst.
  3. Signaalwoorden  (volgorde/ verband tussen zinnen/tekstdelen)
  4. Zoekend lezen  (titel van een film zoek je waar in bioscoop folder)
  5. Woorden afleiden
    context (alg. kennis) , NL engels/Frans, dents/dentiste/appareil dentaire
  6. Tekstsoort herhennen (brief, rubriek Q&A, advertentie enz.)
  7. Orienterend lezen  (welke zoektermen zoek je waar?)
  8. Toon van een tekst: negatieve en positieve woorden 










Slide 10 - Tekstslide

Une destination française
Boek A  p. 44 - 46  of digitale leermiddelen U1 LIRE EXTRA
  1. Maak  oefeningen 1 Ster , 2 ster en 3 ster (niet vraag 6)





Snel klaar? Begin met EXTRA LIRE p. 80 (unité 2)
Oefeningen 1 ster 





timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 1 étoile/ 1 ster 
  • 1 Als je naar de afbeeldingen en de titel, inleiding en opmaak kijkt, leer je al veel over de inhoud van de tekst, namelijk dat het over de vakantie gaat.
  • 2 B

Slide 12 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 1 étoile/ 1 ster 

Slide 13 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 1 étoile/ 1 ster 
4 a Italië
 b België
5 Monaco

Slide 14 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 2 étoiles
  • 5 a Dat er strand en bergen zijn.
  •  b In de zomer komen toeristen voor de zee en het wandelen in de bergen en in de winter komen ze voor de wintersport.

Slide 15 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 2 étoiles
  • 1 het kiezen van een vakantiebestemming
  • 2 a Italië
  •  b de Côte d’Azur in Frankrijk
  • 3 a wandelen in de bergen
  •  b naar het strand

Slide 16 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 2 étoiles 
  • 4 a Luxemburg
  •  b Zwitserland
  •  c België
  •  d Frankrijk
  •  e Canada
  •  f Italië

Slide 17 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 3 étoiles
  • 1 Où est-ce que vous voulez passer les vacances cette année ?
  •  Waar willen jullie dit jaar naartoe in de vakantie ?
  • 2 B

Slide 18 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 3 étoiles

Slide 19 - Tekstslide

On corrige l'exercice Une destination française 3 étoiles
  • 4 Il aime faire des randonnées en montagne.
  • 5 Il faut chaud.
  •  Il y a des montagnes.
  •  On peut aller à la plage / mer.
  •  On parle français.
  •  On peut y aller en voiture.

Slide 20 - Tekstslide

Interview avec Mina basketteuse 1 étoile
Boek p. 80 ou digitale leermiddelen LIRE EXTRA Unité 2
  1. Maak  oefeningen 1 ster 


Snel klaar?
Begin met oefeningen 2 sters E 



timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

On corrige l'exercice Interview avec Mina basketteuse 1 étoile
  • 1 Wie Mina is, hoe ze is begonnen met basketbal, of ze het leuk vindt, of je veel moet trainen, of het een gevaarlijke sport is en wat ze wil bereiken.
  • 2 A Naam: Mina
  •  B Leeftijd: 14 jaar
  •  C School: Lycée Suzanne Valadon
  •  D Sport: Basketbal
  • 3 B
  • 4 A E

Slide 22 - Tekstslide

On corrige l'exercice Interview avec Mina basketteuse 1 étoile
  • 5 Teamgenoten.
  • 6 Volgende week speelt ze voor het kampioenschap van Limoges.
  • 7 1: niet waar 2: waar 3: niet waar 4: waar 5: niet waar
  • 8 Persoonlijk antwoord.

Slide 23 - Tekstslide

On corrige l'exercice Interview avec Mina basketteuse 2étoiles
  • 1 Ze heet Mina, ze is 14 jaar, ze zit op het Lycée Suzanne Valadon in Limoges en ze doet aan basketbal
  • 2 C
  • 3 Snelheid, strategie, het is een echte teamsport.
  • 4 a « il » c’est l’entraîneur. / « il » is de trainer
  • b Il leur apprend beaucoup. Il est américain. / Hij leert hen heel veel en hij komt uit Amerika.

Slide 24 - Tekstslide

On corrige l'exercice Interview avec Mina basketteuse 2étoiles
  • 5 La semaine prochaine, Mina joue au championnat de Limoges.
  •  Volgende week speelt Mina voor het kampioenschap van Limoges.
  • 6 B
  • 7 Ze wil volgend jaar stage gaan lopen in Amerika.
  • 8 a Vraag 1 omdat de andere drie belangrijk zijn voor het spel.
  •  b Vraag drie. Ze vertelt dat ze met 4 medespeelsters in het veld staat.

Slide 25 - Tekstslide

On corrige l'exercice Interview avec Mina basketteuse 3étoiles
  • 1 a Qui ? Mina
  •  b Quoi ? basketteuse
  •  c Comment ? Par une amie
  •  d Pourquoi ? C’est bon pour les muscles et c’est le meilleur sport d’équipe.
  • 2 Il est américain et il apprend beaucoup à Mina et à son équipe.
  • 3 Les contacts physiques sont interdits et les deux arbitres font très attention.

Slide 26 - Tekstslide

On corrige l'exercice Interview avec Mina basketteuse 3étoiles
  • 4 A
  • 5 J’apprécie vraiment le côté collectif. On est une famille.
  • 6 De informatie die staat in vraag 1, 2 en 4 komt niet voor in het interview met Mina.
  •  Vraag 1: de kleur van de bal Vraag 2: de afmetingen van het veld. Vraag 4: het aantal punten

Slide 27 - Tekstslide

On corrige l'exercice Interview avec Mina basketteuse 3étoiles
  • 7 Positif :
  •  J’aimerais jouer au basket parce que j’aime les sports d’équipe. Je suis très sportif et j’aime courir. Ce n’est pas dangereux. J’aime attaquer.
  •  Négatif :
  •  Je ne veux pas jouer au basket. Le basket c’est dangereux. Je déteste les sports d’équipe. Je ne suis pas sportif. J’aime jouer aux jeux vidéo.

Slide 28 - Tekstslide

Oefentoets
  1. Maak  oefening E (U4 App 10)


Snel klaar?
Begin met oefening B (woorden)



timer
3:00

Slide 29 - Tekstslide

On corrige l'exercice E
  •  1 Le professeur a mal à la tête.
  • 2 Le monsieur a mal au nez.
  • 3 J’ai mal à l’orteil. 



Slide 30 - Tekstslide

Oefentoets
  1. Maak  oefening B (woorden)


Snel klaar?
Begin met oefening A en F  (woorden/zinnen)



timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

On corrige l'exercice B
  •  1 pâle
  • 2 un prétexte
  • 3 refuser
  • 4 une blessure
  • 5 Cordialement
  • 6 marcher 




Slide 32 - Tekstslide

On corrige l'exercice B
  • 7 se coucher
  • 8 ça gratte
  • 9 guérir
  • 10 un pansement
  • 11 une sortie en famille
  • 12 un bouton




Slide 33 - Tekstslide

HUISWERK VOOR woensdag 15 JUNI        (staat in Magister)

NEEM BOEK A MEE!!!!!!




Slide 34 - Tekstslide

Lessen van de SO   - 1 -  

  • APP 3: Regelmatige werkwoorden die eindigen op-RE
LET OP: niet -ER. 
  • --> verschillende uitgangen achter de stam (présent)
    --> voltooid deelwoord anders gemaakt (passé composé) 
  • Pak je boek p. 186  GRAMMAIRE 

Slide 35 - Tekstslide

1 / regelmatig
werkwoord 
op -ER of - RE?
2/ Présent 
of passé composé?

Slide 36 - Tekstslide

Lessen van de SO   - 1 -      
regelmatig werkwoord op -ER of -RE?
                                                 

  • Voorbeelden?
  • - ER
  • danser, se lever, se doucher, jouer, marcher
  • -RE 
  • attendre, descendre, perdre, répondre, vendre, se perdre
  • Kijk naar se doucher  en se perdre. Wat valt je op? 

Slide 37 - Tekstslide

OEFENEN   - 1 -      
regelmatig werkwoord op -ER of -RE?
                                                 

  • Voorbeelden?
  • - ER
  • danser, se lever, se doucher, jouer, marcher
  • -RE 
  • attendre, descendre, perdre, répondre, vendre, se perdre
  • Kijk naar se doucher  en se perdre. Wat valt je op? 

Slide 38 - Tekstslide

Lessen van de SO   -2-        
  • APP3 (Regelmatige werkwoorden op -RE )
    en APP 5 (wederkerende werkwoorden) niet door elkaar. 
  •  Hoe herken je een wederkerend werkwoord (APP 5)?
  • wederkerend voornaamwoord: SE  (gehele werkwoord)
    (me/te/se/nous/vous/se  of m'/t'/ s')
  • Hoe vervoeg je een wederkerend werkwoord? 
  • kijk naar de stam+uitgang--> regelmatig -ER of RE? onregelmatig
  • se lever, se perdre, se faire mal, se mettre 

Slide 39 - Tekstslide

Lessen van de SO   -3-        welke tijd? 
  • Tegenwoordige tijd in het Nederlands? 
  • ik ben. Ik dans. Ik wacht. 
  • Tegenwoordige tijd in het Frans?
  • Présent.  Je suis. je danse. j'attends. 
  • Voltooide tijd in het Nederlands? 
  • ik heb gedanst. ik heb gewacht. ik ben geblevenaltijd 2 dingen! 
  • Voltooide tijd in het Frans? Passé composé 
  • j'ai dansé  j'ai attendu  je suis resté(e)--> huis van être
  • wat is speciaal bij passé composé van wederkerende werkwoorden?

Slide 40 - Tekstslide

Lessen van de SO-    test jezelf
  1. Wat zijn de uitgangen (présent) van regelmatige werkwoorden op -ER?
  2. Wat zijn de uitgangen (présent) van regelmatige werkwoorden op - RE
  3. Hoe zeg je  tegenwoordige tijd en voltooide tijd in het Frans ?
  4. Hoe maak je passé composé? welke 2 dingen nodig? 
  5. hoe maak je voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden op -ER ?
  6. en op -RE? 
  7. Wanneer être en wanneer avoir als hulpwerkwoord bij passé composé?
  8. waarop moet je letten bij passé composé met hulpwerkwoord être? 
  9. wat is speciaal bij passé composé van wederkerende werkwoorden?

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk voor vandaag: 
Lessen van de SO-    we oefenen
  1. vous......(perdre) (présent)
  2. nous ......(vendre) (passé composé)
  3. elle .....(descendre) (passé composé)
  4. je                    (se laver) présent              
  5. zij heeft zich gewassen  (se laver) 
  6. nous                (se perdre) présent 
  7. nous                  (se perdre) passé composé  

Slide 42 - Tekstslide

Tu as mal où?
Ça fait mal où?            

Slide 43 - Tekstslide

 antwoorden staan op Classroom 
  1. vous .perdez....(perdre) (présent)
  2. nous avons vendu  ......(vendre) (passé composé)
  3. elle est descendue....(descendre) (passé composé)
  4. je   me lave            (se laver) présent              
  5. zij heeft zich gewassen  (se laver)   
    elle s'est lavée
  6. nous   nous perdons         (se perdre) présent 
  7. nous   nous sommes perdus          (se perdre) passé composé  

Slide 44 - Tekstslide

Tu as mal où? 
Ça fait mal où?                                  Révision APP 10 
Avoir mal à + lidwoord (pijn hebben aan)

à + le = au     J'ai mal au ventre
à + la = à la  J'ai mal à la tête
à + l' = à l'     J'ai mal à l'oreille 
à + les = aux   J'ai mal aux yeux

Slide 45 - Tekstslide

Prononciation                                   APP 8  p. 41

Slide 46 - Tekstslide

Les phrases APP 7                Maak aantekeningen        p. 40
  • 7. Je ne me sens pas bien du tout. 
  • 8. Prenez un comprimé deux fois par jour.
  • 9. Vous n'avez pas besoin de tous ces médicaments. 
    Ce (m)/cette (v) /ces (mv)  = die/deze/dit/dat 
  • 10 Je vais vous donner quelques conseils
    je vais=ik ga
    futur proche avec aller (gaan)  (1 vwo U4)

Slide 47 - Tekstslide

Tu fais les exercices 24A, 26, 28 
p. 33-35

TIP: gebruik APP 8


Snel klaar? 
Begin met oefening 29.
 
timer
10:00

Slide 48 - Tekstslide

On corrige  l'exercice 20 p. 30

  • 1 des douleurs
  • 2 une piqure d’insecte
  • 3 une réaction allergique
  • 4 par précaution
  • 5 degrés
  • 6 de l’eau non potable
  • 7 une intoxication
  • 8 protéger

Slide 49 - Tekstslide

On corrige  l'exercice 26 A p. 34

  •  1 un prétexte
  •  2 il tousse
  •  3 il éternue
  •  4 la grippe
  • 5 un examen
  •  6 cogné
  •  7 le petit orteil
  •  8 un pansement
  •  9 dans le plâtre
  •  10 absence

Slide 50 - Tekstslide

On corrige  l'exercice 26 B p. 34

  •  1 la grippe
  •  2 un prétexte
  •  3 absence
  •  4 il éternue
  •  5 dans le plâtre
  •  6 cogné
  •  7 un pansement
  •  8 un examen
  • Blijft over : il tousse en le petit orteil


Slide 51 - Tekstslide

On corrige  l'exercice 28 p. 35

1 Hugo ne peut pas venir au collège aujourd’hui.
2 Je suis sure qu’il a attrapé un rhume.
3 Il a 40 degrés de fièvre.
4 Il a un rendez-vous chez le médecin.
5 Il s’est cogné le petit orteil.
6 Il s’est aussi cassé le bras.

Slide 52 - Tekstslide

Tu fais l'exercice 29 p. 36 


TIP: gebruik APP 9


Snel klaar? 
Begin met PAREN spel op
Classroom/Vandaag les.
 
timer
10:00

Slide 53 - Tekstslide

On corrige  l'exercice 24A p. 33

  • A a + 6
  •  b + 1
  •  c + 7
  •  d + 2
  •  e + 3
  •  f + 5
  •  g + 8
  •  h + 4

Slide 54 - Tekstslide

On corrige  l'exercice 21 p. 31

  • 1 B
  • 2 A
  • 3 A
  • 4 Vous n’avez vraiment pas besoin de tous ces médicaments.
  • 5 Je vais vous donner quelques conseils.
  • 6 Ne restez pas trop longtemps au soleil.


Slide 55 - Tekstslide

On révise les mots (APP1,2,4,10)      Tu as mal où? 
  1. Werk samen. Travaille à 2 ou 3.
  2. Vul het plaatje met woorden.
  3. maak een lijst van mogelijke diagnoses.
    voorbeeld: un rhume , une piqure d'insecte 
    Gebruik APP1,2,en 4.
  4. maak een lijst van  oplossingen/ medicijn
    Gebruik App 1,2,4
NEEM HET BLAADJE VRIJDAG WEER MEE! 
 
timer
8:00

Slide 56 - Tekstslide