- Je kunt omschrijven wat het fenotype en wat het genotype van een organisme is
- Je kunt omschrijven wat DNA-sequentie en genexpressie betekenen
- Je kunt uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren
Slide 2 - Tekstslide
Feno- en genotype
Fenotype: alle waarneembare eigenschappen individu
Genotype: informatie voor alle erfelijke eigenschappen
Slide 3 - Tekstslide
Chromosomen
Bij de mens: 22 gelijke chromosomenparen (autosomen), 1 paar geslachtschromsomen
Chromosomenpaar = homoloog chromosoom
Slide 4 - Tekstslide
DNA
Twee ketens in dubbele spiraal
Vier nucleotiden (fosfaatgroep, desoxyribose, stikstofbase)
A-T, C-G basenparing
Genoom
Slide 5 - Tekstslide
Genen en allelen
Gen: deel chromosoom, bevat informatie over erfelijke eigenschap
Allel: versie van een gen
Genexpressie: er wordt een eiwit gemaakt op basis van code in het gen
Slide 6 - Tekstslide
Genen en allelen
Slide 7 - Tekstslide
Paragraaf 7.5
- Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komt en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken
- Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Homozygoot: DD/dd - heterozygoot: Dd
Slide 10 - Tekstslide
Onvolledig dominant
Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
Allelen aangegeven als superscript van een gekozen letter
Slide 11 - Tekstslide
Intermediair
Geen van beide allelen is recessief, komen beide tot uiting
Allelen aangegeven als superscript van een gekozen letter
Slide 12 - Tekstslide
Codominant
Beide allelen komen volledig tot uiting
Allelen aangegeven als superscript van een gekozen letter
Slide 13 - Tekstslide
Monohybride kruisingen
Overerving van één eigenschap, waarbij één genenpaar betrokken is
Ouders met letter P, nakomelingen F1, hun nakomelingen F2
Allelen aangegeven met een enkele gekozen letter
Slide 14 - Tekstslide
P: heterozygoot
F1 Genotype: 1 : 2 : 1
F1 Fenotype: 3 : 1
Slide 15 - Tekstslide
P: Aa x aa
Als één ouder heterozygoot is, en de ander homozygoot recessief, is de ratio in het fenotype altijd 1 : 1 (A : a)
Slide 16 - Tekstslide
Paragraaf 7.6
- Je kunt beschrijven op welke wijze geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen
- Je kunt een kruisingsschema maken voor X-chromosomale overerving en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
Slide 17 - Tekstslide
Recessief
Ouders hebben een recessieve aandoening/eigenschap niet, maar een kind wel. Ouders moeten heterozygoot zijn.
Slide 18 - Tekstslide
Geslachtschromosomen
Slide 19 - Tekstslide
X-chromosomale overerving
Genen die alleen op het X-chromosoom voorkomen
Allelen aangegeven als superscript van de letter X
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
X-chromosomaal recessief
In een stamboom geldt: recessieve moeders krijgen recessieve zonen
Slide 23 - Tekstslide
X-chromosomaal dominant
Voor een x-chromosomaal dominant allel geldt: als de vader het heeft, hebben alle dochters het
Slide 24 - Tekstslide
Paragraaf 7.8
- Je kunt kruisingsschema’s maken voor dihybride kruisingen met onafhankelijke overerving. Uit deze kruisingen of uit stambomen kun je de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
Slide 25 - Tekstslide
Dihybride kruising
Kruising waarbij je let op twee verschillende eigenschappen
Onafhankelijke overerving: de eigenschappen liggen op verschillende chromosomen en kunnen dus onafhankelijk van elkaar in geslachtscellen terecht komen
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Stappenplan
Genotype ouders opschrijven (zoals monohybride, maar met twee verschillende letters voor de twee eigenschappen)
Mogelijke allelen in geslachtscel
Mogelijke allelen combinaties na bevruchting
Slide 28 - Tekstslide
Dyhibride kruising
Bij heterozygote ouders altijd een verhouding in het fenotype van 9 : 3 : 3 : 1 (AB : Ab : aB : ab) indien genen A en B op verschillende chromosomen liggen
Slide 29 - Tekstslide
Aantal genotypen in gameet
Bepaal voor elk genenpaar het aantal typen geslachtscellen
Vermenigvuldig deze met elkaar
Voorbeeld: AabbCc = 2 x 1 x 2 = 4 genotypen mogelijk
Slide 30 - Tekstslide
Paragraaf 7.9
- Je kunt kruisingsschema’s maken voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
- Je kunt verklaren dat mitochondriale overerving kan leiden tot een andere overerving dan volgens de wetten van Mendel
Slide 31 - Tekstslide
Multipele allelen
Voor een eigenschap zijn meer dan twee allelen mogelijk binnen een populatie
Slide 32 - Tekstslide
Letale factoren
Allel dat in homozygote toestand geen levensvatbare nakomelingen oplevert
Ratio fenotypen in F1 is 2 : 1 (Aa : aa of Aa : AA)
Slide 33 - Tekstslide
Gekoppelde overerving
Dihybride kruising met twee genenparen op hetzelfde chromosoom, deze erven vaak gezamelijk over
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Gekoppelde overerving
Bij twee heterozygote ouders vind je geen 9 : 3 : 3 : 1 zoals bij onafhankelijke overerving
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Polygene overerving
Meerdere genenparen bepalen een erfelijke eigenschap