4.1 Geluid maken en horen

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Geluid

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waarvoor gebruiken we geluid?

Slide 4 - Woordweb

Wat is geluid?
TRILLING
altijd een tussenstof (bv  lucht of water).
Komt aan bij het  trommelvlies
Je trommelvlies in je oor gaat meetrillen met de lucht
Je zintuigcellen geven de trilling door aan je hersenen: dan hoor je geluid.

Slide 5 - Tekstslide

Van bron naar oor
  • Geluid heeft altijd een tussenstof (bijv. lucht) nodig
  • Geluid heeft een snelheid
  • De geluidssnelheid is 340 m/s (meter per seconde), licht is dus sneller!!!(300 000 000 m/s.)

Slide 6 - Tekstslide

Geluidsbronnen
  • Stem
  • Machines
  • Luidsprekers
  • Muziekinstrumenten

Slide 7 - Tekstslide

1

Slide 8 - Video

00:00
Ruben's tube (of buis van Ruben)
In de buis zit gas en er wordt muziek door gespeeld. De trillingen veroorzaken het effect. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Maken:
Opdracht 2 t/m 4 blz 125
Opdracht 6 en 7 blz 126
Opdracht 9 t/m 11 blz 126 en 127
Opdracht 13 t/m 15 blz 127


Lezen? blz 79 en 80 Leerboek
Werk eerst in stilte.
Overleg daarna (fluisterend) met je buurman/vrouw 

timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

1 rinkelende telefoon
2 luidspreker
3 blaffende hond
4 keyboard - zingen
5 slaan op de radiator
6 tv
7 Buiten: sirene ambulance
8 Buiten: pneumatische boor
2
Eigen antwoord
3
4
6 a niet waar
 b waar
 c waar
 d niet waar
6
1 stembanden 
2 oordopje 
3 motoren
4 wekker, telefoon, claxon, misthoorn, vliegtuigmotoren
7
 _6_ Het trommelvlies trilt mee met de lucht.
 _3_ De lucht geeft de trilling van de trommel naar alle kanten door.
 _1_ Het trillende vel van de trommel zorgt voor geluid.
 _5_ In je oor zit een trommelvlies.
 _2_ De lucht rond de trommel trilt mee.
 _7_ Je hoort het geluid.
 _4_ De trillingen van de lucht komen bij je oor.
9
10
a Het balletje beweegt.
b Als je op het vel van de rechter tamboerijn slaat, gaat het vel trillen. De trilling wordt via de lucht doorgegeven aan de linker tamboerijn met het balletje.  Het vel gaat trillen en laat het balletje bewegen. 
c rechter
d trommelvlies
e lucht
11
13
A versterkt het geluid
14
a Een snaarinstrument met hoge tonen heeft een kleine klankkast.
Voorbeeld viool.
b Een snaarinstrument met lage tonen heeft een grote klankkast.
Voorbeeld contrabas.
15

Slide 12 - Tekstslide