2022 Pluriforme samenleving

Opvoeding en socialisatie
A
zijn hetzelfde
B
zijn verschillend
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Opvoeding en socialisatie
A
zijn hetzelfde
B
zijn verschillend

Slide 1 - Quizvraag

Pluriforme samenleving
Dit is een muur.
Israël en Palestina

Slide 2 - Tekstslide

1. Wat zijn de belangrijkste waarden van De Verlichting (18e eeuw) ?
A
gezondheid en veiligheid
B
betrouwbaarheid en respect
C
vrijheid en gelijkheid
D
verliefdheid en meer licht

Slide 3 - Quizvraag

2. Welke omslag vond plaats tijdens De Verlichting (18e eeuw) ?
A
van wat eeuwig vastligt naar verandering
B
van dogma's naar onderzoek en verstand
C
Het geloof werd nog belangrijker
D
De Grondwetsverandering van 1848

Slide 4 - Quizvraag

En nu beginnen wij met de Pluriforme Samenleving, die ook wel wat Verlichting kan gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

1.De Nederlandse cultuur is de dominante cultuur in dit land.
A
Dat is niet waar.
B
Dat is waar.

Slide 6 - Quizvraag

2. Een cultuur die afwijkt van de overheersende cultuur.
A
Multiculturele samenleving
B
Subcultuur
C
Dominante cultuur
D
Tegencultuur

Slide 7 - Quizvraag

3. Cultuur die zich binnen een cultuur actief verzet tegen de normen en waarden van die cultuur.
A
tegencultuur
B
verzetscultuur
C
landscultuur
D
jongerencultuur

Slide 8 - Quizvraag

4. De 'krakersbeweging' was een vorm van tegencultuur.
A
juist
B
onjuist
C
een beetje juist

Slide 9 - Quizvraag

5. De Marokkaanse cultuur in Nederland is en ...................cultuur
A
Dominante cultuur
B
Sub cultuur
C
Tegen cultuur
D
Geen cultuur

Slide 10 - Quizvraag

6. Wat betekent culturele diversiteit?
A
Miscommunicatie bij mensen die verschillen
B
Veel geloven bij elkaar in de regio
C
Een verscheidenheid aan culturen
D
Mate van verschil

Slide 11 - Quizvraag

7. Waardoor is vooral na 1950 de culturele diversiteit op de wereld verminderd?

A
Door het kolonialisme
B
Door toerisme, handel en migratie
C
Door migratie van het platteland naar de stad
D
Door natuurrampen

Slide 12 - Quizvraag

8. Een ander woord voor culturele diversiteit is traditie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

9. Cultuur is
A
Vaststaand.
B
Ouderwets.
C
Dynamisch.
D
Voorspelbaar.

Slide 14 - Quizvraag

10. Wat was de Spartaanse opvoeding?
A
Vrouwen werden opgeleid tot huisvrouw
B
De ouderen kregen een kind die hen verzorgden
C
Jongeren werden getraind tot soldaten
D
Iedereen werd boer

Slide 15 - Quizvraag

11. Wat is een 'spartaanse opvoeding' ?
A
streng met veel discipline
B
liefdevol en verzorgend
C
curling achtig
D
veel discussie en praten

Slide 16 - Quizvraag

12. Socialisatie
A
Overnemen van gedrag.
B
Het overdragen van regels, waarden en normen.
C
Opvoeding waarbij je je eigen gang mag gaan.
D
Opvoeding waarbij er geëist wordt dat je volledig gehoorzaam bent.

Slide 17 - Quizvraag

13. Wat is socialisatie?
A
Hoe je cultuurkenmerken van je samenleving/groep leert
B
De socialiserende instituties
C
Waarom je iets van een andere cultuur overneemt
D
Gezellig met elkaar omgaan

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

14. De werkplek is een voorbeeld van een socialiserende institutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

15. Wat is geen socialiserende institutie?
A
Media
B
Overheid
C
Ouders
D
Telefoon

Slide 21 - Quizvraag

16. De sociale identiteit van een persoon wordt gevormd door socialiserende instituties.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

17. Wat is een goed voorbeeld van internalisatie ?
A
Je bent aardig voor iedereen
B
Je krijgt straf van je ouders
C
Je leert met mes en vork te eten, nu doe je dit automatisch
D
Je leert op veel plekken hoe je je moet gedragen

Slide 23 - Quizvraag

18. Internalisatie is
A
Bewust of onbewust aanleren van normen en waarden
B
Letten op hoe mensen zich gedragen
C
Aangeleerde normen en waarden gaan automatisch
D
Laten weten of iemand iets goed of fout doet

Slide 24 - Quizvraag

19. Bij internalisatie:....
A
is er sprake van onvolledige socialisatie
B
leren mensen door sociale controle cultuurkenmerken aan
C
staat de persoonlijke identiteit centraal
D
gedragen mensen zich zoals de omgeving van hen verwacht.

Slide 25 - Quizvraag

20. Wat is GEEN internalisatie ?
A
Fietsen
B
Schrijven
C
Praten
D
Een nieuwe taal leren

Slide 26 - Quizvraag

21. Autoritaire opvoeding
A
Overnemen van gedrag.
B
Het overdragen van regels, waarden en normen.
C
Opvoeding waarbij je je eigen gang mag gaan.
D
Opvoeding waarbij er geëist wordt dat je volledig gehoorzaam bent.

Slide 27 - Quizvraag

22. Wat is sociale cohesie?
A
afhankelijkheid
B
de mate waarin mensen door bindingen het gevoel hebben bij elkaar te horen
C
verschil in inkomen
D
ongelijke verdeling van kansen

Slide 28 - Quizvraag

23. Sociale cohesie is
A
De samenhang tussen mensen
B
De manier waarop mensen naar armoede kijken
C
De verschillen tussen groepen
D
De bevolkingsdichtheid in een stad

Slide 29 - Quizvraag

24. Door normvervaging is er minder criminaliteit
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

25. Stef gaat na een avond stappen "wildplassen".
A
Slechte opvoeding
B
Groepsgedrag
C
normvervaging
D
geen sociale controle

Slide 31 - Quizvraag

26. Wat betekent normvervaging?
A
Gelegenheid maakt de dief
B
Je weet dat het strafbaar is, maar je doet het toch
C
Gebrek aan maatschappelijke bindingen
D
de waarden worden gevolgd door het gedrag

Slide 32 - Quizvraag

27. Wat is de juiste volgorde van deze migratiestromen?
A
Surinamers, Turken, Syriërs, Molukkers.
B
Molukkers, Surinamers, Turken, Syriërs.
C
Molukkers, Turken, Surinamers, Syriërs.
D
Syriërs, Turken, Surinamers, Molukkers.

Slide 33 - Quizvraag

28. Welke ambtenaren voeren gesprekken met asielzoekers?
A
Van EU
B
Van de IND
C
Van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
D
Van de VN

Slide 34 - Quizvraag

29. Waar kun je de Nederlandse nationaliteit aanvragen?
A
de advocaat
B
de belasting
C
de IND
D
de gemeente

Slide 35 - Quizvraag

30. Asielaanvragen worden in Nederland beoordeeld door:
A
de vreemdelingenpolitie
B
de IND
C
de marechaussee
D
het ministerie van Binnenlandse Zaken

Slide 36 - Quizvraag