BS4 - De hersenen

Thema 3
Erfelijkheid en evolutie




Basisstof 1 - Genotype en fenotype
Thema 9 - Regeling
Basisstof 4 
De hersenen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 3
Erfelijkheid en evolutie




Basisstof 1 - Genotype en fenotype
Thema 9 - Regeling
Basisstof 4 
De hersenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les leer je:
  • De delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.

  • De invloed van medicijnen, alcohol en drugs op het zenuwstelsel beschrijven.

  • De risico's van het gebruik van verslavende middelen noemen. 

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning:
- Wat weet je nog?
- Uitleg en samen lezen - BS 4
- Zelfstandig maken opdracht 1 t/m 9
- Nakijken
- Les samenvatting & Begrippen

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
HERSENEN

- Hersenstam
- Grote hersenen
- Kleine hersenen



In de hersenen liggen zo'n honderd miljard zenuwcellen!



Slide 4 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
HERSENSTAM
- Impulsen geleiden van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.

- Impulsen geleiden van zenuwen in hoofd en hals 
naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.

- Belangrijke levensfuncties aansturen, zoals hartslag, 
ademhaling, bloeddruk en temperatuur van het lichaam. 

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
GROTE HERSENEN
Bestaan uit 2 helften: linkerhelft en rechterhelft. 

Buitenste gedeelte lift de grijze stof met daarin cellichamen van schakelcellen.
Binnenste gedeelte ligt de witte stof met daarin de uitlopers van schakelcellen. 

Functies:
- Je bewust kunt waarnemen met je zintuigen. De gevoelscentra verwerken impulsen van zintuigen. 
- Je bewuste bewegingen kunt maken. In bewegingscentra ontstaan impulsen voor gewilde bewegingen. 

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
HERSENSCHORS
Buitenste gedeelte van de grote hersenen. 
Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen in groepen bij elkaar in hersencentra. 


Er zijn gevoelscentra (bijv. gehoorcentrum) en 
bewegingscentra (bijv. spraakcentrum).


De plaats waar impulsen aankomen en worden 
verwerkt, bepaalt van welke prikkel je bewust wordt. 

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
KLEINE HERSENEN
Bestaan ook uit 2 helften: linkerhelft en rechterhelft. 

- Buitenste laag is geplooid en bestaat uit grijze stof.
- Binnenste laag bestaat uit witte stof.

Functie:
Bewegingen coördineren. 

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
STOFFEN DIE HET ZENUWSTELSEL BEINVLOEDEN:
- Medicijnen
- Drugs
- Tabak
- Alcohol


Kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren

Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken. 

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
MEDICIJNEN

Pijnstillers, slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen maken je suf. 

Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
DRUGS
Stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden. 

- Verdovende middelen (downers) geven een ontspannen, rustig en blij gevoel.

- Stimulerende middelen (uppers) geven het gevoel van meer energie en zelfvertrouwen.

- Bewustzijns veranderende middelen (trippers) zorgen ervoor dat de waarnemen worden verstoord en dat de stemming verandert.


Drugs hebben een effect op de hartslag, ademhaling, bloeddruk, spieren en de werking van zintuigen. 

Drugs kunnen meerdere effecten tegelijk hebben. 

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
Alcohol, tabak en drugs kunnen je lichaam beschadigen en 
geven risico op verslaving.

Verslaving - Je kunt niet meer zonder. 


Roken van tabak - Nicotine stimuleert aanmaak van dopamine - Geeft een goed gevoel - MEER.


Sommige middelen bouw je tolerantie op - Lichaam heeft steeds meer nodig om hetzelfde effect te krijgen.


Slide 12 - Tekstslide

Uitleg BS4 - De hersenen
Lichamelijke afhankelijkheid krijgt de gebruiker ontwenningsverschijnselen wanneer hij stopt.


Geestelijke afhankelijkheid heeft de gebruiker het gevoel niet zonder het middel te kunnen. 


Het gebruik van alcohol en tabak is legaal vanaf 18 jaar.
Bijna alle drugs zijn illegaal.
Het gebruik van bepaalde drugs wordt gedoogd, bijv. cannabis.

Voor jongeren zijn de risico's van alcohol en drugs veel groter dan voor volwassenen. 

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!

Maken opdrachten 1 t/m 9 in stilte


Klaar met de opdrachten - Nakijken
timer
30:00

Slide 14 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd in BS4?

Even een paar vragen.....

Slide 15 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd in BS4?
Hersenen bestaan uit de hersenstam, grote hersenen en kleine hersenen. 


Hersenstam
- Impulsen geleiden van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.
- Impulsen geleiden van zenuwen in hoofd en hals naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.
- Belangrijke levensfuncties aansturen, zoals hartslag, ademhaling, bloeddruk en temperatuur van het lichaam.

Grote hersenen
Bestaan uit 2 helften: linkerhelft en rechterhelft.
Buitenste gedeelte lift de grijze stof met daarin cellichamen van schakelcellen.
Binnenste gedeelte ligt de witte stof met daarin de uitlopers van schakelcellen.

Functies:
- Je bewust kunt waarnemen met je zintuigen. De gevoelscentra verwerken impulsen van zintuigen.
- Je bewuste bewegingen kunt maken. In bewegingscentra ontstaan impulsen voor gewilde bewegingen. 







Slide 16 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd in BS4?
Hersenschors - Buitenste gedeelte van de grote hersenen.
Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen in groepen bij elkaar in hersencentra.
Er zijn gevoelscentra (bijv. gehoorcentrum) en bewegingscentra (bijv. spraakcentrum).
De plaats waar impulsen aankomen en worden verwerkt, bepaalt van welke prikkel je bewust wordt. 

Kleine hersenen
Bestaan ook uit 2 helften: linkerhelft en rechterhelft.
- Buitenste laag is geplooid en bestaat uit grijze stof.
- Binnenste laag bestaat uit witte stof.

Functie:
Bewegingen coördineren. 






Slide 17 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd in BS4?
Stoffen die invloed hebben op het zenuwstelsel zijn: Medicijnen, drugs, tabak en alcohol. 
Kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren.
Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.

Medicijnen
Pijnstillers, slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen maken je suf.
Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af.

Drugs - Stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden.
- Verdovende middelen (downers) geven een ontspannen, rustig en blij gevoel.
- Stimulerende middelen (uppers) geven het gevoel van meer energie en zelfvertrouwen.
- Bewustzijns veranderende middelen (trippers) zorgen ervoor dat de waarnemen worden verstoord en dat de stemming verandert.
Drugs hebben een effect op de hartslag, ademhaling, bloeddruk, spieren en de werking van zintuigen.
Drugs kunnen meerdere effecten tegelijk hebben. 











Slide 18 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd in BS4?
Alcohol, tabak en drugs kunnen je lichaam beschadigen en geven risico op verslaving.
Verslaving - Je kunt niet meer zonder.

Roken van tabak - Nicotine stimuleert aanmaak van dopamine - Geeft een goed gevoel - MEER.

Sommige middelen bouw je tolerantie op - Lichaam heeft steeds meer nodig om hetzelfde effect te krijgen.

Lichamelijke afhankelijkheid krijgt de gebruiker ontwenningsverschijnselen wanneer hij stopt.
Geestelijke afhankelijkheid heeft de gebruiker het gevoel niet zonder het middel te kunnen.

Het gebruik van alcohol en tabak is legaal vanaf 18 jaar.
Bijna alle drugs zijn illegaal.

Het gebruik van bepaalde drugs wordt gedoogd, bijv. cannabis.
Voor jongeren zijn de risico's van alcohol en drugs veel groter dan voor volwassenen. 










Slide 19 - Tekstslide

Begrippen BS4
Hersenstam - Geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de hersenen en omgekeerd; stuurt belangrijke levensfuncties aan. 
Grote hersenen - Verwerkt impulsen van zintuigen (bewuste waarneming) en stuurt impulsen voor bewuste bewegingen)
Kleine hersenen - Orgaan dat zorgt voor de coördinatie van alle bewegingen van je lichaam. 

Hersencentra - Delen van de hersenen met een bepaalde functie. 

Gevoelscentra - Hersencentra waarin impulsen worden ontvangen die afkomstig zijn van zintuigen.
Bewegingscentra - Hersencentra waarin impulsen ontstaan die bewuste bewegingen veroorzaken.

Drugs - Stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden.

Verdovende middelen (downers) - Middelen die je een ontspannen, rustig en blij gevoel geven.
Stimulerende middelen (uppers) - Middelen die je het gevoel van meer energie en zelfvertrouwen geven.
Bewustzijns veranderende middelen (trippers) - Middelen die de waarnemingen verstoren.




Slide 20 - Tekstslide

Begrippen BS4
Dopamine - Stofje dat in de hersenen wordt gemaakt en je een goed gevoel geeft.

Verslaving - Wanneer je afhankelijk bent van een middel en niet meer zonder kunt. 

Lichamelijke afhankelijkheid - Verslaving waarbij je ontwenningsverschijnselen krijgt wanneer je stopt het middel te gebruiken.
Geestelijke afhankelijkheid - Verslaving waarbij je het gevoel hebt dat je niet zonder het middel kunt. 

Tolerantie - Dat je steeds meer van een middel nodig hebt om hetzelfde effect te krijgen.

Waarnemingsvermogen - Vermogen om prikkels uit de omgeving via je zintuigen in de hersenen waar te nemen.

Reactievermogen - De snelheid waarmee je op iets kunt reageren. 




Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
Basisstof 4 van Thema 9

Opdracht 1 t/m 9 maken en nakijken.
Leren basisstof 4

Slide 22 - Tekstslide