DELE A2 Leccion 1

Programa de hoy:  8 de noviembre de 2023
                                        
                                           - Escribir 


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Programa de hoy:  8 de noviembre de 2023
                                        
                                           - Escribir 


Slide 1 - Tekstslide

Comprensión lectora

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Expresiones coloquiales 
La verdad es que ... De waardheid is dat...



Pero bueno .... Ach ja....


Reír = lachen 

Reírse con = lachen om 
Reírse de  = lachen uit 
                  



Eerlijk gezegd zijn de omstandigheden niet erg bevorderlijk
La verdad es que las circunstancias no ayudan demasiado

“Ach ja, het is weer eens zover”
"Pero bueno, solo es más de lo mismo"



Me río con ella = Ik kach om haar / ik moet met haar lachen
Me río de ella  =  Ik lach haar uit 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

PREGUNTAS
Meestal.... 

1. Een 'pindakaas-antwoord'
2. Een antwoord dat bijna goed is
3. Een antwoord dat het juiste antwoord is

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

DEBERES
Próxima semana 
EXAMEN 3 

Todos los ejercicios examen 1 

Slide 14 - Tekstslide

Brainstorming:
Welke woorden
kun je gebruiken?

Slide 15 - Woordweb

Tarea 2 (opción1) de escritura 
Stappen  
  • Moet ik in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd schrijven? 
  • Wat is de zinsvolgorde in het Spaans?  


¡Feliz cumpleaños! 
I v á n
1. Tijdsbepaling
            of 
2. Plaatsbepaling

 Onderwerp

Ontkenning 

Werkwoord
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp
1. Tijdsbepaling
        of 
2. Plaatsbepaling

La semana pasada

 Luis 
Luis 

(ontkenning) 

organizó
 organizó 


una fiesta para Iván 
una fiesta para Iván


la semana pasada. 
¿Quién organizó la fiesta? 

Slide 16 - Tekstslide

Tarea 2 (opción1) de escritura 
En als het werkwoord onpersoonlijk is? 
¡Feliz cumpleaños! 
I v á n
1. Tijdsbepaling
            of 
2. Plaatsbepaling

 Onderwerp

Ontkenning 

Werkwoord
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp
1. Tijdsbepaling
        of 
2. Plaatsbepaling

La semana pasada

Luis 

(ontkenning) 

se celebró 
(er werd gevierd
hubo
(was er) 

una fiesta para Iván 
una fiesta para Iván


la semana pasada. 
¿Qué se celebraba? 
(Wat werd er gevierd?) 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Tarea 2 (opción1) de escritura pg. 22
Usted tiene que escribir un texto sobre una fiesta a la que fue. Hable de: 
  • Qué se celebraba. 
  • Quién organizó la fiesta. 
  • Dóne era la fiesta. 
  • Quién estaba allí. 
  • Como se lo pasó. 
¡Feliz cumpleaños! 
I v á n

Slide 20 - Tekstslide

1. Maak Tarea 1 & 2  

2. Elke opdracht maak je met de hele groep (2 opdrachten in totaal) 

3. Maak een Map bij 'Bestanden' met de naam 'Schrijfopdracht Examen 1'
4. Upload de 2 opdrachten 

timer
30:00
30 minutos
Lees eerst boek pg. 20 

Slide 21 - Tekstslide

¿Hablamos? 

Slide 22 - Tekstslide

Monólogo
1. Stel eerst jezelf voor: Welke grammaticale structuren heb je nodig?
  
 Soy…
 Me llamo..
 Mi nombre es..
 Soy de + país (land)
 Soy + nacionalidad (nationaliteit)
 Vivo en ….(woonplaats)
 Tengo….años (leeftijd)

Slide 23 - Tekstslide

Monólogo
2. Daarna begin je met vaste zinsconstructies.

- Voy a hablar sobre las familias y los modos de vivir
 - Mi monólogo habla sobre los diferentes tipos de familia y modos de vivir


 

3. Sluit je monoloog af.

- Para concluir este monólogo + geef je mening over de twee onderwerpen
- Para terminar con este monólogo
- En resumen ...

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

- En esta imagen veo ….
- En esta imagen vemos …
- En esta foto veo …

VERBOS 
- SER: describir físico, carácter, objetos 
- ESTAR
:
lugar, sítio 
- TENER:  
- LLEVAR
: para la ropa. 
- HAY
:
Er is / Er zijn 




(Ella) es guapa y simpática
(Ellos) están en un piso nuevo
(Ellos) tienen muchas cosas
(Ella) lleva unos pantalones vaqueros

En el piso hay muchas cajas 

Slide 26 - Tekstslide