Some and Any

TODAY'S PLAN
An introduction to our grammar subject of today: some and any.
- Exercises
- Your turn!
- Rounding off
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

TODAY'S PLAN
An introduction to our grammar subject of today: some and any.
- Exercises
- Your turn!
- Rounding off

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GOALS
- At the end of this lesson you know when 
to use some and any.
- At the end of this lesson you know the 
differences between some and any.
AND
- You know how  to tell  your parents what they have to do to make you happy .

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOME & ANY
Betekenis: een paar, een beetje, wat, enkele
Maar wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOME • when to use it? 
1. In bevestigende / positieve zinnen
   We bought some flowers
2. In een vraag als je verwacht dat het 
   antwoord "ja" is
   Can I have some water please?
3. Bij een aanbod of verzoek
   Would you like some tea?
   
    
 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANY • when to use it?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
     Do you have any luggage?
                          Maybe, maybe not.
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.
negative

Slide 5 - Tekstslide

Bij vraagzinnen: hoe maak je duidelijk aan de leerlingen om welke zinnen het gaat. Aangezien vraagzinnen ook some kunnen bevatten. 
SOME



ANY 
Gebruik je bij: 

- Bevestigende zinnen;
- Vragen waarbij je verwacht dat het antwoord "ja" is;
- Als het een aanbod of verzoek is.
Gebruik je bij: 

- Ontkennende / Negatieve zinnen;
- Alle andere vraagzinnen.


Let op woorden zoals,
without, hardly, never

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOME / ANY

They didn't make ... mistakes
A
some
B
any

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

COMBINATIONS  SOME & ANY
Some and any kunnen ook in andere vormen voorkomen:
  • Somebody -- anybody
  • Something -- anything
  • Someone -- anyone
  • Somewhere -- anywhere 

Hierbij wordt de betekenis: iemand, ergens of iets 
en de regels blijven hetzelfde :)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WHAT NOW? 
Extra uitleg nodig? No worries! 
Try the video on the next slide 

Alles begrepen? Super!
Begin dan alvast met Unit 3, les 4.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Now let's try using the rules! 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoorden.  Book page 141
should = zou moeten
must = moeten
have/has (got) to = iets moet van iemand anders


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Have to

has/have to + hele werkwoord


Iets moet van iemand anders, niet van jou.

'Het is nodig' -> noodzaak

Mum says I have to do the dishes.
I have to finish this essay today. We have to hand them in tomorrow

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Should
Should = zou (niet) moeten.

Formule: Should  (+not) + hele werkwoord

jij vindt dat iets (niet) zou moeten.
Je geeft een advies.
Je raadt iets af.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Must

Must (+not) + hele werkwoord


Jij vindt dat iets (niet) moet. (krachtiger dan should)

Het is heel belangrijk, het kan niet anders of het is verplicht.


You must have a valid ticket in order to enter.
I must finish this essay today. I’m going out tomorrow.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Have to in ontkenningen

Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.


Don't have to + hele werkwoord 
Doesn't have to + hele werkwoord

She doesn't have to walk her dog.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mum says I ___ walk the dog.
A
should
B
must
C
have to
D
have got to

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I ... do some studying for my exam tomorrow.
A
should
B
must
C
have to
D
don't have to

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.

You ____ save some money to be able to buy that game.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You always ...... wear a face mask on while shopping.
A
must
B
have to
C
should
D
must not

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.

You ____ save some money.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I think people ... recycle more paper and glass.
A
have to
B
must
C
should
D
mustn't

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You ... smoke. It's bad for you.
A
must
B
should
C
don't have to
D
shouldn't

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I ... wear a uniform when I am at school.
A
must
B
have to
C
should
D
musn't

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies