Aan de slag!
Opdracht: 5 minuten.
1. Maak tweetallen.
2. Persoon A stelt zichzelf voor in een hoge status. Zeg je voor- en achternaam en waar je woont. Daarna stel je jezelf voor in een lage status.
3. De ander benoemt wat hij/zij ziet. Kijk goed naar lichaamshouding en gezichtsuitdrukking.
4. Wisselen! Nu stelt persoon B zich voor in een hoge en in een lage status.
5. Welke houding voelde voor jou het leukst om te spelen?