WPA - jaar 2

Van straattaal naar Nederlands en andersom
Waggie
Skotoe
Politie
Auto
Planga
Zonnebril
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Van straattaal naar Nederlands en andersom
Waggie
Skotoe
Politie
Auto
Planga
Zonnebril

Slide 1 - Tekstslide

Van straattaal naar Nederlands en andersom

Wat gaan we doen deze les?
* Uitleg: wat is straattaal?
* Uitleg: wat is een synoniem?
  • Woordspinners - Ken  jij het woord?
  • Opdracht 1: Geef een synoniem of beschrijving van het woord.
  • (Groeps) Opdracht 2: vertaal een straattaal nieuwsitem naar Nederlands
  • Wat hebben we geleerd deze les?

Slide 2 - Tekstslide

Van straattaal naar Nederlands en andersom

DOELEN:
* Weet je wat Straattaal is en waar het vandaan komt
  • Weet je wat een synoniem is en kun je er minimaal 3 noemen.
  • Heb je samen een nieuwsitem in straattaal omgezet naar het Nederlands

Slide 3 - Tekstslide

Straattaal - wanneer wel wanneer niet?

Slide 4 - Tekstslide

Straattaal - wat is dat?

Slide 5 - Tekstslide

Straattaal
Je gebruikt andere woorden die hetzelfde betekenen als Nederlandse woorden. Deze woorden komen vaak uit een andere taal. Het bestaat dus vaak uit leenwoorden (= woorden die je leent uit een andere taal)

Slide 6 - Tekstslide

Synoniem - wat is dat?

Slide 7 - Tekstslide

Synoniem
Een ander woord voor hetzelfde. 
Dit kan een woord zijn uit een andere taal of de Nederlandse taal
 bijvoorbeeld: rennen - hollen

Slide 8 - Tekstslide

Synoniem
Een ander woord voor hetzelfde
Rennen - hollen of hardlopen 
Politie - skotoe of de blauw

Slide 9 - Tekstslide

Straattaal spinner
Algemeen beschaafd Nederlands spinner

Slide 10 - Tekstslide

Nieuws in straattaal
Kijk goed naar de filmpjes!
Je krijgt hier dadelijk een opdracht over!

Opdracht: Luister naar het nieuwsbericht.
Zet het om in Nederlandse taal

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Van straattaal naar Nederlands 

Maak de opdracht 

timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Presentatie!

Slide 17 - Tekstslide

Van straattaal naar Nederlands en andersom
Na deze les:
* Weet je wat Straattaal is
  • Heb je samen een nieuwsitem gemaakt
  •  Hebben jullie een nieuwsitem gepresenteerd
  • Weet je wat een synoniem is en kun je er minimaal 3 noemen.
  • Weet je wat een leenwoord is.

Slide 18 - Tekstslide

Quiz!
Wie kent deze Straattaal woorden

Slide 19 - Tekstslide

Als je zegt dat iets 'Ganga' is, is het:
A
Gruwelijk
B
Gangster
C
Niet cool
D
Grappig

Slide 20 - Quizvraag

Als je wilt dat iemand weggaat, zeg je:
A
Ga spele
B
Ga knikkeren
C
Ga alsjeblieft weg
D
Doei!

Slide 21 - Quizvraag

Als je iets ongelooflijk vindt, zeg je
A
O mijn god
B
O mi gado
C
O my Gucci
D
Normaal

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer je naar 'osso' gaat, ga je naar:
A
een club
B
de stad
C
huis
D
Een vriend die Osso heet

Slide 23 - Quizvraag

Als je een 'panga' bent, ben je een:
A
Nerd
B
Grappig persoon
C
Lekker ding
D
Knap persoon

Slide 24 - Quizvraag

Met 'lama' bedoel je:
A
Laat maar
B
het dier
C
een man
D
een vrouw

Slide 25 - Quizvraag

Als je een grappig berichtje krijgt, antwoord je met:
A
Fa2
B
Lach emoji
C
HHHHHHH
D
Fatoo

Slide 26 - Quizvraag

Als je een 'barki' hebt, heb je:
A
10 euro
B
100 euro
C
1 euro
D
1000 euro

Slide 27 - Quizvraag

Als je op voetbal zit, ben je een:
A
Voetballer
B
Baller
C
Footer
D
Ballieman

Slide 28 - Quizvraag

Als je iets 'lowkey' doet, doe je het:
A
Zacht
B
Fout
C
Stiekem
D
Goed

Slide 29 - Quizvraag

Als je aan het werk bent, noem je dat:
A
Djoenen
B
Clippen
C
Clappen
D
Deppen

Slide 30 - Quizvraag

Mensen die alleen in dure kleding lopen zijn:
A
Rijk
B
Matta
C
Skeer
D
Skip

Slide 31 - Quizvraag

Wat bedoel je met 'de fissa is lit'?
A
De vis is lauw
B
Mijn vriendin is ziek
C
Het licht is uit
D
Het feestje is leuk

Slide 32 - Quizvraag