Sterke werkwoorden 1e uitleg

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat was ook alweer het verschil tussen sterke en zwakke ww?

Slide 2 - Open vraag

Welke sterke ww
ken jij?

Slide 3 - Woordweb

Instructie: sterke werkwoorden
Een zin staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt). 
Dat zie je aan de pv.
-  De rommel is niet opgeruimd
- De rommel was niet opgeruimd.

Ik heb al weken geen wedstrijd gespeeld.
Ik had al weken geen wedstrijd gespeeld.


Slide 4 - Tekstslide

Instructie: sterke werkwoorden
Van sommige werkwoorden verandert de klank  als je de pv in de verleden tijd zet:

hele ww
tt
vt
Wat verandert?
liggen
ik lig
ik lag
i wordt a
lopen
ik loop
ik liep
oo wordt ie

Slide 5 - Tekstslide

Hoe schrijf je de pv van sterke ww in de vt?
  • Maak het woord langer (wij ... / jullie ...) om te horen of je een
    -d of -t krijgt 
    doen > ik deed (want wij deden)
    zitten > ik zat (want wij zaten)
    vinden > ik vond (want wij vonden)
Let op: in de verleden tijd krijg je NOOIT  -dt  > bijv.  Hij vondt

Slide 6 - Tekstslide

vervolg uitleg
Schrijf het woord zo kort mogelijk. Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd, -tt) als dat voor de uitspraak nodig is:
                                                        
- rijden > reden                      maar                    hebben > hadden
- bijten > beten                                                     trekken > trokken
- weten > wisten                                                   zwemmen > zwommen

Slide 7 - Tekstslide

Roepen, geven en brengen zijn sterke werkwoorden
A
ja, dat klopt
B
nee, brengen is zwak
C
nee, geven is zwak
D
nee, roepen is zwak

Slide 8 - Quizvraag

Bij sterke werkwoorden spel je de persoonsvorm in de verleden tijd zo kort en eenvoudig mogelijk.
A
niet waar
B
waar

Slide 9 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

KIEZEN
Waarom ..... alle leerlingen ervoor om het proefwerk uit te stellen?

Slide 10 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

ZITTEN
In de winter ..... onze kippen al om zes uur in hun nachthok.

Slide 11 - Open vraag

Noteer de pv van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

ZIJN
Blijkbaar ... hij een populaire zanger.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de pv van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

HANGEN
Die jas ... al een tijdje aan de kapstok in de kantine.

Slide 13 - Open vraag

Aan het werk
Maak opdracht 1, 2, 3 en 5

Klaar? Lezen of werken aan de poster

Slide 14 - Tekstslide