(WEEK 4) 3M1 - 3.1 May&Might

to English class 👋🏻
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

to English class 👋🏻

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Doel voor het einde van de les
Aan het einde van de les weet je het verschil tussen may en might en wanneer je deze gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen
MAY en MIGHT, denk je?

Slide 4 - Woordweb

MAY & MIGHT

Bij may vraag je 'Mag ik dit zien?'

Bij might vraag je  'Zou ik dit mogen zien?'.

De waarschijnlijkheid waarop iets kan is veel kleiner 
bij 'might' dan bij 'may'.  

Slide 5 - Tekstslide

MAY & MIGHT

Beide gebruik je bij een voorstel of als je op een beleefde manier een vraag wilt stellen.

Slide 6 - Tekstslide

May + hele ww
Might + hele ww
Formeel
Heel formeel
Toestemming of mogelijkheid
Mogelijkheid
Misschien; mag/mogen
Heel misschien; mag
Zou mogen (beleefde vraag)
Zou mogen (heel beleefde vraag)
Voorstel
Voorstel
You may want to do it this way.
That might not be the best thing to do.

Slide 7 - Tekstslide

Welke van de twee is onwaarschijnlijker?
A
We might see some dolphins on our boat tour.
B
We may see some dolphins on our boat tour.

Slide 8 - Quizvraag

"I ... go to the party, but I am not sure."
A
may
B
might

Slide 9 - Quizvraag

"I told them I ... (gaan) if I felt like it, but wasn't sure."

Slide 10 - Open vraag

"... I help you with your luggage, madam?"
A
may
B
might

Slide 11 - Quizvraag

"Students ... only ... (lenen) four books at a time.

Slide 12 - Open vraag


Ik snap nu hoe ik MAY en MIGHT moet gebruiken in een Engelse zin.
A
Ja, vet makkelijk!
B
Ja, met aantekeningen moet het lukken!
C
Nee, ik twijfel nog vaak.
D
Nee, ik snap er geen snars van..

Slide 13 - Quizvraag

Kies het beste antwoord:
They ... be away for the weekend but I'm not sure.
A
can
B
might

Slide 14 - Quizvraag

Kies het beste antwoord:
You ... be right but I'm going back to check anyway.
A
can
B
may

Slide 15 - Quizvraag

Doel voor het einde van de les
Aan het einde van de les weet je het verschil tussen may en might en wanneer je deze gebruikt.

Slide 16 - Tekstslide