Les 1 Functioneren in de organisatie

Functioneren in de organisatie 

les 1
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Functioneren in de organisatie 

les 1

Slide 1 - Tekstslide

Organisatie
Organisaties hebben een aantal kenmerken.

  • Organisaties zijn doel gericht.
  • Organisaties bestaan uit mensen die met elkaar samenwerken.
  • De mensen in een organisatie gebruiken middelen (geld, gebouwen, meubilair).
  • De mensen in een organisatie gebruiken methoden (protocollen).
  • Organisaties hebben een bepaalde structuur met leidinggevenden.

Slide 2 - Tekstslide

Doelgericht 
Een organisatie streeft doelen na, die gebaseerd zijn op een missie en een visie. Hoe die doelen bereikt moeten worden, is vastgelegd in het beleid.

  • Doel: Wat wil je bereiken met de organisatie? Voorbeelden van doelen zijn: winst maken, groeien, tevreden cliënten en samenwerken met de gemeente
  • Missie: Wie zijn wij? Wat vinden wij belangrijk? Waar willen wij heen? Waarmee willen wij ons onderscheiden?
  • Visie: Hierin staat hoe de organisatie zichzelf in de toekomst ziet.
  • Beleid: Hierin staat hoe de organisatie alles goed wil laten lopen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bij s'heerenloo staat het welzijn en de gezondheid van de clienten centraal.’ Dit is een .............
A
Visie
B
missie
C
beleid
D
doel

Slide 5 - Quizvraag

Wij dromen ervan dat over tien jaar vrijwel iedere client verantwoorde zorg krijgt.’ Dit is een ........................
A
Missie
B
Visie
C
Doel
D
Beleid

Slide 6 - Quizvraag

We gaan samenwerken met buurthuizen, scholen, sportverenigingen en gemeente om meer mensen in beweging te krijgen.’ Dit is een ................
A
visie
B
doel
C
misie
D
beleid

Slide 7 - Quizvraag

Wij willen kinderen tussen 4 en 12 jaar uitdagen om meerdere keren per week te sporten op de BSO.’ Dit is een ................
A
Doel
B
Missie
C
Visie
D
Beleid

Slide 8 - Quizvraag

Structuur van een organisatie 
  • Als je in een organisatie gaat werken, krijg je te maken met collega’s. Sommige daarvan werken op een hoger niveau in de organisatie, andere op een lager niveau. Dit wordt hiërarchie genoemd. 
  • De hiërarchie van een organisatie geeft van hoog tot laag aan wat de posities zijn van de verschillende werknemers en afdelingen. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden een medewerker vaak heeft. 
  • Helemaal bovenin zitten de directieleden, de managers van de organisatie (met daarboven een bestuur). In het midden zitten de ‘lijnmanagers’, de chefs. Onder in de organisatie wordt het uitvoerende werk gedaan.

Slide 9 - Tekstslide

Structuur van een organisatie

hiërarchie, organigram

  • lijnorganisatie
  • lijn-staforganisatie
  • projectorganisatie
  • matrixorganisatie
  • zelfsturende teams

basisvorm, één bovengeschikte



staf geeft advies



tijdelijke, grote klus





permanent, twee leidinggevenden








teamleden zijn zelf verantwoordelijk








Slide 10 - Tekstslide

Lijn organisatie 

Slide 11 - Tekstslide

Lijn-staf organisatie

- Waaraan een staf is toegevoegd. ​
- Een staf is een onderdeel binnen een ​organisatie dat advies geeft. ​
- Stafmedewerkers zijn veelal hoger ​opgeleid.​
- Beschikken over specialistische vaardig-​heden. ​

Voorbeeld: bij een woonvoorziening kan het gaan om een psycholoog, een pedagoog of maatschappelijk werker. ​















Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

matrix organisatie
Een matrixorganisatie is een werkstructuur waarin teamleden aan meerdere leiders rapporteren. In een matrixorganisatie rapporteren teamleden (op afstand of intern) aan een projectleider en ook aan hun afdelingshoofd.

Slide 14 - Tekstslide

zelfsturende teams
Buurtzorg is een thuiszorgorganisatie die bestaat uit kleine teams die zelfstandig thuiszorg leveren.

Slide 15 - Tekstslide

Waar sta jij in jouw organisatie?

Slide 16 - Open vraag

Welke rollen zijn er in jouw organisatie?
welke verantwoordelijkheden horen daarbij?

Slide 17 - Tekstslide