In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Theme 4: Grammar
Present Perfect & Used to
Slide 1 - Tekstslide
Deze LessonUp gaat over?
- Theme 4, Grammar 10 + 11 - Hoe vorm je de Present Perfect? (heb gepraat > have talked) - Wanneer gebruik je de Present Perfect? - Hoe vorm je zinnen met "used to"? - Wanneer gebruik je "used to"? - Oefenopdrachten - Stepping Stones: opdracht E12 t/m E15
Slide 2 - Tekstslide
The Present Perfect
Theme 4, Grammar 10
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de Present Perfect?
-> "Ik heb een uur met Lisa gepraat en ik ben nu erg moe." "I have talked with Lisa for an hour and I am really tired now.
-> "Ik ben al drie keer in Londen geweest." "I have been to London three times."
Slide 4 - Tekstslide
In het Nederlands?
-> De Present Perfect is de "voltooide tijd". "Ik heb gefietst, zij heeft gelopen, wij hebben gewerkt"
"I have cycled, she has walked, we have worked"
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer gebruik je de Present Perfect?
1. Om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog zo is: "We have lived in this house since July 2019."
= in het verleden er gaan wonen en je woont er nu nog
Slide 6 - Tekstslide
Wanneer gebruik je de Present Perfect?
2. Om te praten over ervaringen (in iemands leven) tot nu toe: "She has already visited Hawaii three times."
= je bent op dit moment al drie keer in Hawaii geweest. De reizen erheen gebeurden in het verleden, maar dat je er drie keer bent geweest is nu nog steeds waar.
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer gebruik je de Present Perfect?
3. Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar het resultaat nu nog van merkt: "We have washed the car so now it is clean again."
= het wassen is in het verleden gebeurd, maar het resultaat (een schone auto) is nu nog steeds zo.
Slide 8 - Tekstslide
Hoe maak je de Present Perfect?
- "have/has + werkwoord + ed" -> I/You/We/They have walked -> He/she/it has walked De -s van has is de +s die je normaal ook erachter plakte.
- of.... "have/has + 3e rijtje onregelmatig werkwoord" -> I have eaten , She has written , They have known
Slide 9 - Tekstslide
Eens even oefenen:
Slide 10 - Tekstslide
1. We _____ (visit) the museum.
A
has visited
B
have visited
Slide 11 - Quizvraag
2. Emily _____ (paint) her room.
A
has painted
B
have painted
Slide 12 - Quizvraag
3. My sister _____ (eat) all the cupcakes.
A
has eated
B
have eated
C
has eaten
D
have eaten
Slide 13 - Quizvraag
4. The train _____ (arrive).
A
has arrived
B
have arrived
Slide 14 - Quizvraag
5. We _____ (live) here for three years.
A
has lived
B
have lived
Slide 15 - Quizvraag
En vraagzinnen dan?
- Die maak je door "have/has" vooraan te zetten. "Have you talked to Danny?"
"Has she been in love with him for long?" "Have they travelled to London before?" "Has David called since he left for work?"
Slide 16 - Tekstslide
En ontkenningen dan?
- Die maak je door "not" achter has/have te zetten.
"I haven't / have not talked to him for a while."
"She hasn't / has not called since she broke up with him." "I'm sad because I haven't / have not passed my test." "Alfred hasn't / has not arrived yet."
Slide 17 - Tekstslide
Nog wat oefenen:
Slide 18 - Tekstslide
6. ___ you ___ (read) Harry Potter?
A
Has you read
B
Have you read
C
Has you readed
D
Have you readed
Slide 19 - Quizvraag
7. ___ Ellie ___ (miss) the bus?
A
Has Ellie missed
B
Have Ellie missed
C
Has Ellie missen
D
Have Ellie missen
Slide 20 - Quizvraag
8. How long ___ he ___ (work) here?
A
has he worked
B
have he worked
C
has he worken
D
have he worken
Slide 21 - Quizvraag
9. She _____ (call) me yet.
A
hasn't called
B
haven't called
C
hasn't callen
D
haven't callen
Slide 22 - Quizvraag
10. I still _____ (watch) that movie yet.
A
hasn't watched
B
haven't watched
C
hasn't watchen
D
haven't watchen
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Video
Used to
Theme 4, Grammar 11
Slide 25 - Tekstslide
Wat is "used to"?
- "I used to get up at 9 o'clock, but now I get up at 10." - "We used to cycle to school, but now we take the bus." - "They used to talk to each other everyday, but now they hardly speak to each other."
Slide 26 - Tekstslide
Wanneer gebruik je "used to"?
- Om te zeggen dat iets in het verleden regelmatige gebeurde - Om aan te geven dat iets in het verleden een gewoonte was - Om aan te geven dat iets in het verleden zo was, maar nu niet meer.
"I used to watch the news every day, but not anymore."
Slide 27 - Tekstslide
Hoe maak je de "used to" vorm?
- Simpel! Je gebruikt altijd "used to + hele werkwoord"
"I used to read comics every day." "We used to have an English class in the morning." "Gordon used to be a vegetarian."
-> achter al deze zinnen zou je kunnen zetten: "but not anymore" (nu niet meer)
Slide 28 - Tekstslide
Nog even oefenen:
Slide 29 - Tekstslide
11. We _____ (live) in New York
A
used live
B
used lived
C
used to live
D
used be living
Slide 30 - Quizvraag
12. Can you believe that grandpa _____ (play) tennis when he was young?
A
used play
B
used played
C
used to be playing
D
used to play
Slide 31 - Quizvraag
13. My brother and I _____ (fight) a lot, but not anymore.
A
used to fight
B
used to fought
C
used to fighting
D
used to be fought
Slide 32 - Quizvraag
14. I _____ (go) to the beach every day.
A
used to be going
B
used to gone
C
used go
D
used to go
Slide 33 - Quizvraag
15. My mum _____ (read) me a bedtime story every night.
A
used read
B
used to read
C
used to readed
D
used readed
Slide 34 - Quizvraag
De rest van deze les:
- Ga bezig met de opdrachten van Theme 4 - E. Grammar
(opdracht 12 t/m 15)
- Klaar? -> Ga alvast kijken naar de leerstof voor Theme 3