H3: Ethische Theorieën

Ethische theorieën
1. De gevolgenethiek: het gevolg van de handeling
2. De plichtsethiek: het karakter van de handeling
3. De deugdethiek: de deugd
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Ethische theorieën
1. De gevolgenethiek: het gevolg van de handeling
2. De plichtsethiek: het karakter van de handeling
3. De deugdethiek: de deugd

Slide 1 - Tekstslide

1. Gevolgenethiek
Het doel heiligt de middelen

Slide 2 - Tekstslide

Basisregel
Een daad moet moreel beoordeeld worden op grond van het vergroten of verkleinen van het geluk van degenen wier belang bij de daad in het spel is.

Slide 3 - Tekstslide

Geluk
Belangrijkste waarden, samen met welzijn.

Mensen dienen al hun handelen te richten op geluk

Slide 4 - Tekstslide

Utilisme
Positief is wat nuttig is.
Negatief wat onnuttig is.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe
  1. Welke belanghebbende zijn er?
  2. Wie lijdt er schade?
  3. Wie heeft er voordeel?
  4. Wanneer de totale welzijn van alle betrokkenen na verwachting toeneemt, kunnen de plannen doorgaan.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Kritiek
  • Prijskaartje aan geluk
  • Verschillende vormen van geluk




Voor meer info:
https://www.youtube.com/watch?v=-a739VjqdSI

Slide 8 - Tekstslide

Plichtethiek
Het idee wat goed of verwerpelijk is hangt samen met het karakter van de handeling.

Slide 9 - Tekstslide

Kerngedachte
Kern: Het idee wat goed of fout is hangt samen met het ‘karakter’ van de handeling.
Bijv: ‘leugen vertellen’ = Handeling / het karakter = ‘is verkeerd’

Omdat het karakter verkeerd is, is ook de handeling verkeerd, ondanks dat de uitkomst positief kan zijn


Belangrijk = de innerlijke plicht om juist te handelen. Plicht is in dit geval wat je zelf vindt dat gedaan moet worden. (innerlijke overtuiging die we allemaal hebben)


Duidelijke breuk met de gevolgenethiek. Waarom?

Slide 10 - Tekstslide

Plichtsethiek vs. gevolgenethiek
Waarbij het bij de gevolgenethiek alleen gaat om de uitkomst van de handeling (resultaat), staat de plichtsethiek ook stil bij de volgende drie zaken:

Verschil in morele verantwoordelijkheid bij ‘iets doen’ en ‘iets nalaten’

Verschil tussen ‘directe’ en ‘indirecte’ verantwoordelijkheid

Intentie van de handelende persoon
De intentietheorie wijst er op dat wij het gevoel hebben dat je bepaalde handelingen niet mag verrichten, ongeacht de uitkomst.

Slide 11 - Tekstslide

Emanuel Kant
Hoe kun je weten waarin je plicht bestaat?

Zou je willen dat jouw manier van handelen een algemene wet wordt?

Alleen het feit dat je een goede wil toonde en deed wat je plicht was, doet ter zake.


Categorisch imperatief: Handel alleen volgens die regel (ethische norm)waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat die een algemene wet zou moeten worden.

-> als die regel door iedereen consistent zou kunnen worden gevolgd dan loop je geen risico iets verkeerd te doen.

Cultureel relativistisch of universalistisch?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Kritiek
Er wordt weinig rekening gehouden met de omstandigheden waarbinnen gehandeld wordt.

Het gaat enkel om de ‘goede wil, niet zozeer of de wereld er daadwerkelijk op vooruit gaat.

De nadruk ligt op de ‘plicht’ van het handelen, niet op het ‘karakter’ van de mens.
-> deugdenethiek

Slide 15 - Tekstslide

Deugdethiek
De middenweg vinden op het juiste moment

Slide 16 - Tekstslide

Basisregel
De ‘deugdelijke’ persoon staat centraal in de deugdethiek.
Handelingen van mensen staan niet op zichzelf maar vloeien voort uit de aard van de persoon
Iemand ‘is’ zo, en zij ‘zijn’ zo…

Om deugdelijk te handelen moet iemand een deugdelijk individu worden/deugdelijk karakter ontwikkelen.
Aangeleerd: opvoeders, omgeving/vrienden/etc.
Zelf bijschaven van negatieve eigenschappen, en positieve eigenschappen verwerven.

Slide 17 - Tekstslide

Deugdelijkheid
Intentie van de persoon

Opvoeding/leren

Spiegelen

Slide 18 - Tekstslide

Wezen van de mens
Volgens Aristoteles had alles een essentie = een uiteindelijke doel.
Aristoteles zag de mens als een ‘rationeel dier’ in dat het in veel aspecten overeenkomt met andere dieren, en verschilt in het hebben van ‘de rede’(het rationele denken).

Het doel van de mens = ‘goed’ zijn, slagen/gelukkig zijn  dmv de ‘deugd’ (de rede heeft de regie over het animale)

Slide 19 - Tekstslide

Aristoteles: wat is de ‘deugd’ dan?
Een houding: ‘is’ en ‘zijn’ (een deel van iemands persoon). Doordat het een onderdeel is van je persoon ‘weet’ je wat de juiste keuze is/wat goed is om te doen.
Opvoeding/oefening: de houding komt voort uit opvoeding en oefening (verwerven van deugden)

Het ‘midden’ van twee extremen: in het midden van twee extremen ligt de deugd
(bijv. Roekeloosheid/lafheid)  midden = dapperheid
Het ‘midden’ is geen middelmatigheid (soms wel, soms niet), maar een staat waarin iemand altijd je juiste deugdelijke beslissing neemt. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Kritiek
Hoe weet je iemands intenties?

Gewetenskwestie

Slide 23 - Tekstslide