Verkeer dag 1, 2, 3, 4
1 / 19
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
wat zie je?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Sleepvraag
De fietser heeft voorrang
A
B
C
D
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent
Ik heb voorrang.
Ik heb voorrang.
A
B
Slide 6 - Quizvraag
Waar zie je
De fietser
De fietser
A
B
C
D
Slide 7 - Quizvraag
Waar zie je
De voetganger
De voetganger
A
B
C
D
Slide 8 - Quizvraag
Waar zie je
rechtdoor
rechtdoor
A
B
C
Slide 9 - Quizvraag
Wie gaat
rechtdoor?
rechtdoor?
A
B
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
Je bent met iemand op dezelfde weg.
Waar zie je mensen op dezelfde weg?
Slide 14 - Sleepvraag
Deze auto's rijden op dezelfde weg.
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Sleepvraag
Slide 17 - Sleepvraag
Ik moet wachten, want het is rood.
Ik mag eerst rijden, ik heb .
De kinderen steken bij het over.
stoplicht
voorrang
zebrapad
Slide 18 - Sleepvraag
Ik fiets. Ik ben een
Ik loop op de .
De auto rijdt op de
fietser
stoep
weg
