Fijn dat je er weer bent. Ga rustig naar je plek en start met stillezen.
Geen kauwgom, jas op de gang,
let op je taalgebruik.
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Wat ga je leren?
- Je leert samengestelde zinnen herkennen.
Je leert voegwoorden herkennen.
Je leert de persoonsvormen en de onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.
Slide 3 - Tekstslide
Enkelvoudige zinnen
Om samengestelde zinnen te begrijpen, moet je eerst weten wat enkelvoudige zinnen zijn.
Slide 4 - Tekstslide
Enkelvoudige zinnen
Ik zwem in het zwembad. De fans juichen.
Slide 5 - Tekstslide
enkelvoudige zinnen
Enkelvoudige zinnen zijn zinnen met één persoonsvorm (en één onderwerp).
Bijvoorbeeld:
Gisteren heb ik nasi gegeten bij de Chinees.
Daarvoor hebben we gezellig geschaatst op het IJsselmeer.
Slide 6 - Tekstslide
Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn zinnen met meerdere persoonsvormen en onderwerpen.
Deze zinnen worden bijna altijd verbonden door een voegwoord.
Ditis theorie voor de tweede klas, maarelke brugklassermaakt al samengestelde zinnen.
Slide 7 - Tekstslide
Waarom maak je samengestelde zinnen?
Samengestelde zinnen maken een tekst beter en prettiger leesbaar.
Samengestelde zinnen brengen samenhang in een tekst.
Het is allemaal veel begrijpelijker en fijner te lezen.
Slide 8 - Tekstslide
Hoe dan?
Dat kun je onder andere doen door enkelvoudige en samengestelde zinnen af te wisselen.
Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm, samengestelde zinnen hebben meer dan één persoonsvorm. Enkelvoudige zinnen zijn daardoor vaak korter dan samengestelde zinnen.