M2: Unidad 2 Les 5 - Ser en Estar & gemoedtoestand

1 / 22

Slide 1: Tekstslide

SpaansMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lesprogramma

Leerdoelen voor vandaag:
Después de la clase...

Kan je het werkwoord ‘ser’ en 'estar' vervoegen en gebruiken in een Spaanse zin.
Weet je het verschil tussen de werkwoorden 'ser'en 'estar'.
Kan je in het Spaans vertellen hoe je je voelt en wat iemand anders zijn/haar gemoedstoestand is.

Terugblik:

Huiswerk controle

Slide 4 - Tekstslide

Unidad 1: Mis proyectos

Unidad 2: Mi nueva vida

- Toekomende tijd

- De overtreffende trap

- Praten over plaatsen met es, tiene, hay of está

- Werkwoord gustar

- Ser en estar

- De hoeveelheden

- De vergelijkingen

- Lo + bijvoeglijk naamwoord

- De beleefdheidsvorm

Lesstof periode 1

pagina 18 & 19

pagina 32 & 33

Slide 5 - Tekstslide

Página 32

Slide 6 - Tekstslide

Ser y estar het verschil

SER: vaste eigenschappen

1. Nationaliteit

2. Beroep

3. Karakter
4. Fysieke beschrijving

Slide 7 - Tekstslide

SER ZIJN

1.(yo) soy (ik ben)

2.(tú) eres (jij bent)

3.(él, ella, usted) es (hij/zij is, u bent)

4.(nosotros/as) somos (wij zijn)

5.(vosotros/as) sois (jullie zijn)

6.(ellos, ellas, ustedes) son (zij zijn / u (mv))

Slide 8 - Tekstslide

Ser y estar het verschil

ESTAR: tijdelijke eigenschappen

Emotie (= tijdelijk) (estoy triste)

Zich bevinden/ plaatsbepaling (estoy en casa)

Vragen hoe het met iemand is (¿Cómo estás?)

Slide 9 - Tekstslide

ESTAR ZIJN

1.(yo) estoy (ik ben)

2.(tú) estás (jij bent)

3.(él, ella, usted) está (hij/zij is, u bent)

4.(nosotros/as) estamos (wij zijn)

5.(vosotros/as) estáis (jullie zijn)

6.(ellos, ellas, ustedes) están (zij zijn / u (mv))

Slide 10 - Tekstslide

¿Qué significan los verbos ser y estar?

Wat betekenen de werkwoorden ser y estar?

Ser

Estar

Zijn

Zijn/ zich bevinden

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de -SER OF ESTAR naar de juiste plek.

estáis

soy

somos

estoy

estáis

está

(Vosotros) …………………………..en California ahora.

La casa ………………………….. blanca

(Yo) ………………………….. inteligente y trabajadora.

(Yo) ………………………….. en la tienda

(Nosotros)…………………………..de Nueva York.

La piscina………………………….. al lado de la playa .

(Vosotros) …………………………..de Miami.

Slide 12 - Sleepvraag

Tekstboek blz 26

Lees de blog van Lucas.

1. ¿Cuáles son sus defectos? ¿Y sus cualidades?

2. ¿Cómo se siente Lucas?

Noteer zijn gemoedtoestand.

Slide 13 - Tekstslide

¿Cómo te sientes hoy?
Maak gebruik van het ww estar.

Slide 14 - Open vraag

https://quizlet.com/nl/919805356/unidad-1-mis-proyectos-mijn-plannen-flash-cards/?funnelUUID=67d4ff74-3c25-4a7c-b324-8b5a3af6ee1a

Slide 15 - Tekstslide

A trabajar!

Werkboek

Opdracht 5, 6, 9 en 13 blz 28/29/30

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je van

deze les geleerd?

Slide 17 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 18 - Open vraag

Lesdoelen✔

Después de la clase...

Kan je het werkwoord ‘ser’ en 'estar' vervoegen en gebruiken in een Spaanse zin.
Weet je het verschil tussen de werkwoorden 'ser' en 'estar'.
Kan je in het Spaans vertellen hoe je je voelt en wat iemand anders zijn/haar gemoedstoestand is.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk

Los deberes para la próxima clase:

Leren: Grammatica & woordenlijst unidad 1

Slide 20 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

¡Nos vemos la próxima clase!

Slide 22 - Tekstslide