In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
LE MOYEN AGE
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Van wanneer tot wanneer waren de Middeleeuwen ongeveer?
A
500-1500
B
600-1600
C
400-1400
D
300-1300
Slide 3 - Quizvraag
Wat is geen genre in de Middeleeuwen?
A
Romans de chevalerie
B
L'amour courtoise
C
Satire sociale
D
Tragédies
Slide 4 - Quizvraag
Literatuur werd mondeling overgeleverd en was vaak anoniem. Welke zin is onjuist?
A
De meeste mensen konden niet lezen.
B
Het individu was onbelangrijk in de ME.
C
Rijm was gemakkelijk te onthouden.
D
Heldendaden waren spannend en snel doorverteld.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een troubadour?
Slide 6 - Open vraag
Noteer zoveel mogelijk woorden die typerend zijn voor de Middeleeuwen.
Slide 7 - Woordweb
Van welk boek was Chrétien de Troyes auteur?
A
Perceval ou le Conte du Graal
B
Le Roman de Renart
C
Le Lai de Lanval
D
La Ballade des pendus
Slide 8 - Quizvraag
Welk woord hoort niet in het rijtje thuis over hoofse liefde (amour courtois)
A
hulpvaardige liefde
B
lichamelijke liefde
C
onbereikbare liefde
D
onmogelijke liefde
Slide 9 - Quizvraag
Welk genre is een liefdessprookje ?
A
un conte
B
une ballade
C
un lai
D
une satire
Slide 10 - Quizvraag
Welk dier staat symbool voor de geestelijkheid in Le Roman de Renart
A
de vos Renart
B
de beer Brun
C
de wolf Ysengrin
D
de das Grimbert
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekenen de woorden oc en oil in langue d'oc en langue d'oil?
Slide 12 - Open vraag
Wie is geen auteur in de Middeleeuwen?
A
François Villon
B
Chrétien de Troyes
C
Marie de France
D
Rabelais
Slide 13 - Quizvraag
Hoe heet deze schrijver van La Ballade des pendus?
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Video
Hoe is de Latijnse spreuk die typerend is voor de Middeleeuwen?
Slide 16 - Open vraag
Hoe heet een versiering in een Middeleeuwse tekst?
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Welk woord past bij de vorige afbeelding?
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Tekstslide
Hoe heet de periode die op de Middeleeuwen volgt?
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Video
LA RENAISSANCE
Slide 23 - Tekstslide
Renaissance
Slide 24 - Woordweb
La Renaissance
Introduction
Les romans de François Rabelais
Les essais de Michel de Montaigne
Les poètes de la Pléiade
Slide 25 - Tekstslide
Introduction
'Renaissance': wedergeboorte, herontdekking van de klassieke oudheid
Grofweg 14de-16de eeuw. Begint in Italië, verspreidt zich over de rest van Europa.
Franse koningen voeren tussen 1492 en 1559 oorlog in Italië en komen in aanraking met nieuwe ideeën en kunstvormen.
Koning François I neemt o.a. Leonardo da Vinci mee naar Frankrijk.
Onder invloed van de klassieke literatuur ontstaat het humanisme, een nieuwe manier van denken waarbij de ontwikkeling van het individu centraal staat
Slide 26 - Tekstslide
Introduction
Humanisme draait om de mens die het beste moet maken van zijn leven op aarde.
Breuk met middeleeuws denken 'memento mori', gedenk te sterven. Het is een voorbereiding op het hiernamaals.
Lijfspreuk van de klassieken 'carpe diem', pluk de dag.
Men gaat zelfstandig nadenken, zelf op onderzoek uit, zelf de Bijbel lezen --> Reformatie. Er ontstaan felle godsdienstoorlogen in deze periode tot 1598: Edict van Nantes --> vrijheid van godsdienst.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Introduction
Homo universalis: iemand die zich op alle mogelijke terreinen ontplooit. Bijv. Leonardo da Vinci: kunstenaar (schilderkunst, architectuur, muziek, literatuur) en ook belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen en uitvindingen.
Periode van belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen, ontdekkingsreizen en technologische vooruitgang. Bijv. boekdrukkunst in +/- 1450. Teksten kunnen zich sneller verspreiden.
Slide 29 - Tekstslide
Introduction
Culturele eenheid wordt versterkt, Frans is verplichte bestuurlijke taal (1539).
Joachim du Bellay - Défense et illustration de la langue française: hij wil van het Frans een even rijke en waardige taal maken als het Latijn door het te verrijken met klassieke en Italiaanse invloeden. Ook bepaalde genres/onderwerpen uit de oudheid moeten worden geïmporteerd. De Pléiade, een groep van zeven dichters, brengt dit in de praktijk.
Slide 30 - Tekstslide
Les romans de François Rabelais
François Rabelais (ca. 1494-1553) geliefd vanwege combi humor, fantasie, maatschappijkritiek.
Pantagruel en Gargantua. Veel overdrijving en platte humor, Rabelais staat nog met één been in de middeleeuwen. Tegelijkertijd een serieuze ondertoon vol revolutionaire nieuwe ideeën.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Les essais de Michel de Montaigne
Essay: nieuw genre, uitgevonden door Michel de Montaigne.
Zijn werk Les Essais is typisch voor de renaissance: (1) persoonlijk, individu staat centraal; (2) veel invloed van de klassieken in de vorm van citaten uit de oudheid.
In ieder essai neemt Montaigne een maatschappelijke of filosofische kwestie als aanleiding voor een zelfonderzoek. Gedachten zijn zo direct mogelijk opgeschreven.
Slide 33 - Tekstslide
Les Poètes de la Pléiade
Bekendste leden: Pierre de Ronsard en Joachim de Bellay
Pierre de Ronsard: leider van de groep. Bijnaam 'Le Prince des Poètes'.
Schrijft liefdesgedichten in de traditie van de Italiaanse renaissancedichter Petrarca. Petrarca is de uitvinder van het sonnet, een 14-regelige dichtvorm met strak rijmschema (bijv. abba abba ccd eed) en een wending na de achtste regel.