Herhaling Hoofdstuk 5 Chemische reacties

Leerdoelen Hoofdstuk 5 Chemische reacties
5.1.1 Je kunt aan de hand van de molecuulformule van een brandstof voorspellen welke verbrandingsproducten ontstaan.
5.1.2 Je kunt zuurstof en waterstof aantonen met aantoningsreacties. 
5.1.3 Je kunt de reactieproducten koolstofdioxide en water aantonen met reagentia.
5.2.1 Je kunt de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2.2 Je kunt de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen. 
5.2.3 Je kunt een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving. 
5.3.1 Je kunt met de wet van massabehoud uitleggen dat stoffen in vaste verhoudingen met elkaar reageren.
5.3.2 Je kunt berekeningen uitvoeren aan de hand van massaverhoudingen. 
5.4.1 Je kunt drie broeikasgassen noemen. 
5.4.2 Je kunt uitleggen hoe het versterkte broeikaseffect ontstaat.
5.4.3 Je kunt een aantal effecten van het broeikaseffect noemen. 
5.4.4 Je kunt maatregelen noemen om het versterkte broeikaseffect te verkleinen.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen Hoofdstuk 5 Chemische reacties
5.1.1 Je kunt aan de hand van de molecuulformule van een brandstof voorspellen welke verbrandingsproducten ontstaan.
5.1.2 Je kunt zuurstof en waterstof aantonen met aantoningsreacties. 
5.1.3 Je kunt de reactieproducten koolstofdioxide en water aantonen met reagentia.
5.2.1 Je kunt de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2.2 Je kunt de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen. 
5.2.3 Je kunt een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving. 
5.3.1 Je kunt met de wet van massabehoud uitleggen dat stoffen in vaste verhoudingen met elkaar reageren.
5.3.2 Je kunt berekeningen uitvoeren aan de hand van massaverhoudingen. 
5.4.1 Je kunt drie broeikasgassen noemen. 
5.4.2 Je kunt uitleggen hoe het versterkte broeikaseffect ontstaat.
5.4.3 Je kunt een aantal effecten van het broeikaseffect noemen. 
5.4.4 Je kunt maatregelen noemen om het versterkte broeikaseffect te verkleinen.

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling Hoofdstuk 5 Chemische reacties
Onderdelen die je moet kunnen en kennen:

  • Triviale namen en rationele namen
  • Systematische naamgeving van stoffen
  • Reactievergelijkingen opstellen vanuit een beschrijving
  • Vanuit een molecuulformule de verbrandingsproducten noteren
  • Reactievergelijkingen kloppend maken
  • Berekeningen uitvoeren met behulp van massaverhoudingen.
  • De 4 aantoningsreacties (Water, Waterstof, Zuurstof en Koolstofdioxide)
  • Broeikasgassen en broeikas effect.



Slide 2 - Tekstslide

Triviale namen en Rationele namen
Triviale namen zijn de namen zoals ze vaak gebruikt worden. Namen zoals Soda, Suiker, Keukenzout zijn triviale namen

Rationele namen zijn systematische namen
natriumcarbonaat, saccharose en natriumchloride zijn rationele namen

Voor een overzicht zie tabel 42 in BINAS

Slide 3 - Tekstslide

Namen die je moet kennen
Als in een formule, aan het einde,  een van de volgende elementen staat dan wordt het als volgt uitgesproken:

O  = Oxide
Cl = Chloride
S  = Sulfide
F  = Fluoride
I   = Iodide
P  = Fosfide

FeO  is dus ijzeroxide,  NaCl is Natriumchloride en P2O5 is fosforoxide (dus geen fosfide oxide. De eigenlijke naam is difosforpentaoxide, dat zie je in een latere sheet)

Slide 4 - Tekstslide

Nummering in namen 
In een molecuulformule wordt het aantal elementen in de index weergegeven. *de index is het getal rechtsonder het element bijvoorbeeld H2O. 
Hier is de index behorende bij H dus 2.
1 = mono
2 = di
3 = tri
4 = tetra
5 = penta
In het voorbeeld spreek je de rationele naam uit als diwaterstofoxide 
Let op: Meestal wordt de mono voorvoegsel niet gebuikt, mag wel. 
In het voorbeeld mag je de rationele naam uitspreken als diwaterstofmono-oxide 

Slide 5 - Tekstslide

Van naam naar formule
difosforpentaoxide

  1. Noteer het symbool van de elementen
  2. Noteer het aantal keren dat het in de naam voorkomt
  3. Plaats dat aantal keren als index in de formule
  4. Herhaal dit voor alle elementen in de naam en zet alles achter elkaar

Fosfor = P, di = 2                             dat wordt dan P2
Oxide = O, Penta = 5                      dat wordt dan O5
Achterelkaar gezet wordt dat:         P2O5

Slide 6 - Tekstslide

Van formule naar naam
N2O4

  1. Noteer het naam van de elementen
  2. Noteer het aantal keren dat het in de naam voorkomt
  3. Plaats dat aantal keren als voorvoegsel in de naam
  4. Herhaal dit voor alle elementen in de formule en zet alles achter elkaar

N =  stikstof,  2 = di                         dat wordt dan distikstof
O = oxide , 4 = tetra                       dat wordt dan tetra-oxide
Achterelkaar gezet wordt dat:        distikstoftetraoxide

Slide 7 - Tekstslide

Reactievergelijkingen opstellen
Een reactievergelijking bestaat altijd uit beginstof(fen) en reactieproduct(en)
  1. Noteer uit de beschrijving de beginstoffen 
  2. Noteer uit de beschrijving de reactieproducten
  3. Zet beginstoffen en reactieproducten in een reactieschema
  4. Vervang stofnamen door molecuulformules 
  5. Maak de RV kloppend

Bij de reactie van fosfor en chloor ontstaat difosforpentachloride
  1. Beginstoffen: fosfor en chloor
  2. Reactieproducten: difosforpentachloride
  3. Fosfor + Chloor --> difosforpentachloride
  4. P + Cl2  --> P2Cl5
  5. 4 P + 5 Cl2  --> 2 P2Cl5

Slide 8 - Tekstslide

Verbrandingen
Verbrandingen zijn altijd reacties met zuurstof, deze kunnen snel (verbranden van aardgas) of langzaam (roesten van ijzer) zijn.
Veel verbrandingen zijn de verbrandingen van koolhydraten en koolwaterstoffen. 
Snelle verbrandingen gaan vaak met vlamverschijnselen en warmteontwikkeling gepaard.
Uit de beginstoffen kan men afleiden welke reactieproducten ontstaan.

Bij metalen ontstaat er het metaaloxide zoals ijzer met zuurstof
2 Fe + O2   -->   2 FeO
Bij volledige verbranding van koolwaterstoffen (bijvoorbeeld aardgas) ontstaat altijd alleen koolstofdioxide en water 
CH4 + 2 O2   -->   CO2   +   2 H2O



Slide 9 - Tekstslide

Berekeningen met massaverhoudingen
Als je een kloppende reactievergelijking hebt gemaakt kan je van elk gedeelte de massa uitrekenen 
Bereken via elk element hoeveel massa een deeltje in de vergelijking heeft
Voorbeeld     CH4 + 2 O2 --> CO2 + 2 H2O

Bijvoorbeeld staat in de vergelijking 2 H2O dan is de massa van dat gedeelte: 
(4 * H)   + (2 * O)    =  (4 * 1,0 u)   +  (2 * 16,0 u)   = 4,0 u + 32,0 u = 36,0 u  (u staat voor unit  =atomaire massa eenheid)

CO2=1*12,0 u + 2*16,0u = 44,0 u
CH4 = 1*12,0 u + 4*1,0u = 16,0 u
2O2= 4*16,0 u = 64,0 u
Wij mogen dit in een reactievergelijking direct omzetten in g (gram) 
In werkelijkheid betekent dit dan ook dat:
16,0 g CH4 reageert met 64,0 g O2 tot 44,0 g CO2 en 36,0 g H2O

Slide 10 - Tekstslide

Berekeningen met massaverhoudingen
Voorbeeld     CH4 + 2 O2 --> CO2 + 2 H2O
We kwamen tot de conclusie dat:16,0 g CH4 reageert met 64,0 g O2 tot 44,0 g CO2 en 36,0 g H2O
Dit kunnen we gebruiken om uit te rekenen hoeveel water ontstaat bij de verbranding van 50 gram CH4
Dit kan je uitvoeren met verhoudingstabellen (wiskunde)
                                                                                                           Dus door 50,0 g aardgas te verbranden ontstaat er                                                                                                                   112,5 g water

Slide 11 - Tekstslide

4 Aantoningsreacties
Water:
Wit (uitgedroogd) kopersulfaat wordt blauw
Zuurstof:
Een gloeiende spaander vlamt op
Waterstof:   
Opgevangen waterstof geeft met een vlammetje een klein knalletje (of pfieuw geluid)
Koolstofdioxide: 
Helder kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide doorheen wordt geblazen (er ontstaat calciumcarbonaat)

Slide 12 - Tekstslide

Broeikas gassen en effect
Bekende broeikasgassen:
Koolstofdioxide (door verbranding van fossiele brandstoffen)
Methaan (ontstaan bij vergisting tijdens verteren, scheten)
Distikstofoxide (lachgas, ontstaat als afvalproduct in de chemische industrie)
AL deze gassen houden warmte vast.

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen Hoofdstuk 5 Chemische reacties
Ga na of je al deze leerdoelen beheerst.
5.1.1 Je kunt aan de hand van de molecuulformule van een brandstof voorspellen welke verbrandingsproducten ontstaan.
5.1.2 Je kunt zuurstof en waterstof aantonen met aantoningsreacties. 
5.1.3 Je kunt de reactieproducten koolstofdioxide en water aantonen met reagentia.
5.2.1 Je kunt de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2.2 Je kunt de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen. 
5.2.3 Je kunt een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving. 
5.3.1 Je kunt met de wet van massabehoud uitleggen dat stoffen in vaste verhoudingen met elkaar reageren.
5.3.2 Je kunt berekeningen uitvoeren aan de hand van massaverhoudingen. 
5.4.1 Je kunt drie broeikasgassen noemen. 
5.4.2 Je kunt uitleggen hoe het versterkte broeikaseffect ontstaat.
5.4.3 Je kunt een aantal effecten van het broeikaseffect noemen. 
5.4.4 Je kunt maatregelen noemen om het versterkte broeikaseffect te verkleinen.

Slide 14 - Tekstslide