Als je een gesprek voert met iemand heb je altijd een doel. Je wil bijvoorbeeld informatie uitwisselen, iemand overtuigen of iemand iets uitleggen.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Gespreksdoelen
Als je een gesprek voert met iemand heb je altijd een doel. Je wil bijvoorbeeld informatie uitwisselen, iemand overtuigen of iemand iets uitleggen.
Slide 1 - Tekstslide
Kun je nog meer gespreksdoelen bedenken?
Slide 2 - Open vraag
Voorbeeld
Een gesprek met je beste vriend(in)
Een sollicitatiegesprek
Een verkoopgesprek
Een vergadering
Een discussie
Slide 3 - Tekstslide
Wat kan een doel zijn van een gesprek met je beste vriendin?
Slide 4 - Open vraag
Wat is het doel van een sollicitatiegesprek?
Slide 5 - Open vraag
Wat is het doel van een verkoopgesprek?
Slide 6 - Open vraag
Wat is het doel van een vergadering?
Slide 7 - Open vraag
Wat is het doel van een discussie?
Slide 8 - Open vraag
Meerdere doelen
Je hebt bij de vragen hiervoor gezien dat een gesprek meerdere doelen kan hebben. In een discussie wil je bijvoorbeeld je mening geven, maar ook proberen te overtuigen en informatie geven.
Slide 9 - Tekstslide
Doelen van gesprekspartners
Meestal voer je een gesprek waarin de gesprekspartners min of meer dezelfde doelen hebben. Tijdens een vergadering heeft als het goed is iedereen het doel informatie uit te wisselen.
Slide 10 - Tekstslide
Het gespreksdoel is belangrijk voor hoe een gesprek verloopt.
Slide 11 - Tekstslide
Informatie uitwisselen
Je laat elkaar uitpraten, je vraagt door, je toont belangstelling, je stelt vragen om alle informatie te krijgen en je vraagt om verduidelijking als dat nodig is. Daarnaast vul je de ander aan met de informatie die jij hebt.
Slide 12 - Tekstslide
Overtuigen
Je wil de ander overtuigen van jouw mening. Je laat elkaar uitpraten, maar probeert vervolgens met argumenten je eigen mening kracht bij te zetten of juist de mening van de ander onderuit te halen met tegenargumenten. Soms probeer je ook de spreektijd van de ander 'af te pakken'
Slide 13 - Tekstslide
Instructie geven
Je wil de ander iets uitleggen. Je vertelt bijvoorbeeld hoe iets werkt. Daarbij is het belangrijk dat je controleert of de ander je begrijpt, door bijv. controlevragen te stellen. De gesprekspartner die de uitleg krijgt, stelt vragen ter verduidelijking
Slide 14 - Tekstslide
Gesprek bij Nederlands
Het gesprek dat jullie krijgen aan het eind van deze periode is een evaluatie van een evenement dat je georganiseerd hebt. Je krijgt input die je met je gesprekspartners moet delen en je zoekt samen naar oplossingen voor wat fout is gegaan.
Slide 15 - Tekstslide
Welke gespreksdoelen horen bij de opdracht van Nederlands?
Slide 16 - Open vraag
Opdracht
Je bespreekt met twee klasgenoten iets wat je kort geleden hebt meegemaakt en wat is misgegaan. De anderen luisteren en komen met oplossingen om het probleem in de toekomst te voorkomen.