In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Leg alvast klaar:
je iPad (dicht)
je leerwerkboek/schrift
je leesboek
klascode pwxhp
De les start en je bent stil:
timer
1:00
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Stil lezen
Toets bespreken
Woorden 2.5
Werkmoment / vragen toets
Afsluiten van de les
Slide 2 - Tekstslide
timer
7:00
Niets bij je? Leerwerkboek!
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen toets (1.5 en 1.7)
1.5 Woorden
Je kent de voorvoegsels en achtervoegsels (p.47). Je kunt daarmee een woordbetekenis achterhalen.
Je weet wat een samenstelling en een afleiding is. De woordenlijst op pagina 41 wordt niet op de toets gevraagd.
1.7 Grammatica zinsdelen
Ik kan een zin ontleden volgens de vaste volgorde: pv, wg, ng, o, lv, mv, bwb (p.54).
Ik kan in een zin aanwijzen: de hoofdzin - bijzin en enkelvoudige en samengestelde zin.
Ik kan een samengestelde zin ontleden volgens de vaste volgorde. Ik zet dubbele zinsdeelstrepen tussen de verschillende zinnen binnen die samengestelde zin (p. 58/59).
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen toets (1.8 en 1.9)
1.8 Grammatica woordsoorten
Ik ken de woordsoorten: lw, bn, zn, vz, vw, ww, kww, hww, zww, psv, bzv, av, vrv (p. 63) en kan ze in een zin benoemen.
Ik ken de tijden van het werkwoord (p.66).
Ik kan de tijden van het werkwoord herkennen in een zin en zelf een zin maken in een opgegeven tijd. De toekomende tijd wordt niet gevraagd.
1.9 Spelling
Ik ken de regels voor het spellen van de persoonsvorm in tegenwoordige en verleden tijd en kan deze toepassen (p. 72 en 234).
Ik kan de leestekens goed toepassen (p. 74/75).
Ik kan de twintig dicteewoorden goed spellen (p.77).
Slide 5 - Tekstslide
Toets totaal 33 punten
Bij 18 punten een 5,5
OneDrive voor antwoordmodel
Heb je een vraag? Zet een streepje bij die vraag.
Tijdens het werkmoment loop ik langs
en kun je je vraag stellen.
Slide 6 - Tekstslide
Woorden 2.5
Doelen:
- Ik kan de Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels herkennen. (vorige hoofdstuk waren Nederlandse)
- Ik kan de woorden uitleggen met hulp van deze voor- en achtervoegsels
Slide 7 - Tekstslide
Woorden 2.5
Wat zijn eigenlijk voor-en achtervoegsels?
Overleg kort met je buur.
Ik wijs willekeurig iemand aan voor het antwoord.
Slide 8 - Tekstslide
Woorden 2.5
Wat zijn eigenlijk voor-en achtervoegsels?
Deze worden aan een grondwoord toegevoegd.
Komen niet zelfstandig voor. Bijvoorbeeld: megaverpakking.
Samenstelling: losse woorden aan elkaar geplakt.
Bijvoorbeeld: cadeauverpakking
Slide 9 - Tekstslide
voor-en achtervoegsels: waarom moet je dit weten?
In het Nederlands worden veel Griekse en Latijnse voorvoegsels en achtervoegsels gebruikt.
Als je de betekenis van deze woorden of woorddelen kent, kun je de betekenis van veel onbekende woorden afleiden.
Slide 10 - Tekstslide
Maak woorden met de voor- en of achtervoegsels op p. 121.
timer
3:00
Slide 11 - Open vraag
Werkmoment
Je mag zachtjes overleggen.
Je mag muziek luisteren.
Maak van 2.5 Woorden opdracht: 13, 15, 17 (digitaal).
Ik loop rond voor vragen over de toets.
Je hebt de tijd tot het einde van de les.
Heb je het werk af? Maak opdracht 1avan 2.7 Grammatica zinsdelen.
Weet je niet meer goed wat een samengestelde zin is of de volgorde van zinsontleding? Ga terug naar 1.7 en bestudeer de theorie nogmaals.