Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Relative pronouns
Welcome
1 / 32
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
In deze les zitten
32 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welcome
Slide 1 - Tekstslide
Today's goals
At the end of today's class you will know what
relative pronouns
and relative clauses are
At the end of today's class you will be able to use the most common relative pronouns and relative clauses.
Slide 2 - Tekstslide
Turn these two sentences into one:
It's the package.
You sent it to us last week.
Slide 3 - Open vraag
Turn these two sentences into one:
This is Kim.
She is taking over my job when I leave.
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Video
Relative Pronouns
Betrekkelijke voornaamwoorden: who, which, that, whose
Functie:
Zinnen aan elkaar
koppelen
.
Je
verwijst
ermee naar personen, dieren of dingen die al eerder genoemd zijn.
Slide 6 - Tekstslide
Relative Pronouns
Who/that
bij personen.
Which/that
bij dieren en dingen.
Whose
geeft bezit aan. (van wie)
Examples:
The man
whose
phone I borrowed is my boyfriend.
The actor
who/that
gave the interview told us interesting facts.
The monkey
which/that
ate the banana fell out of the tree.
Slide 7 - Tekstslide
Relative pronouns
Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
Verbinden twee zinsdelen aan elkaar
Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.
relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun
Slide 8 - Tekstslide
Let's practice this!
Slide 9 - Tekstslide
The dog __ walks over there, isn't mine.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 10 - Quizvraag
The man ___ is wearing a blue sweater is working in the garden
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 11 - Quizvraag
This is the action film ___ I like so much!
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 12 - Quizvraag
This is the car ... I bought in 2018.
Slide 13 - Open vraag
My gym coach, ____ is a good friend of my parents, has worked as a coach for many years.
A
who
B
that
C
which
D
whose
Slide 14 - Quizvraag
That is the girl __ bag was stolen.
A
who
B
that
C
whose
D
which
Slide 15 - Quizvraag
Simple, compound, or complex?
Karl knew lots about monkeys.
timer
0:50
A
Simple
B
Compound
C
Complex.
Slide 16 - Quizvraag
Simple, compound, or complex?
Although mat was running late, he seemed relaxed.
timer
0:50
A
Simple
B
Compound
C
Complex
Slide 17 - Quizvraag
Simple, compound, or complex?
He was hungry, so he ate.
timer
0:50
A
Simple
B
Compound
C
Complex
Slide 18 - Quizvraag
What is a relative clause?
Een betrekkelijke bijzin.
Deze gebruik je als je extra info over iets of iemand wilt geven.
Bijvoorbeeld:
Die laptop,
die op tafel staat
, is van de docent.
Slide 19 - Tekstslide
Relative pronouns
Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
Verbinden twee zinsdelen aan elkaar
Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.
relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun
Slide 20 - Tekstslide
RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)
Slide 21 - Tekstslide
Non-defining relative clauses
Non-defining relative clauses:
extra informatie
Staan in het midden/einde van de zin
Begint en eindigt met een komma
Je mag GEEN "
that
" in plaats van "
which
"gebruiken
The Times,
which is published in London,
is a daily newspaper.
The Times is a daily newspaper.
Slide 22 - Tekstslide
Defining relative clauses
Defining relative clauses:
onmisbare informatie
Staan in het midden/einde van de zin
Je gebruikt geen komma's!
He is the doctor
who helped my grandmother.
This is the airport
where I lost my bag.
Slide 23 - Tekstslide
RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)
Slide 24 - Tekstslide
Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that, X
C
who, whose, whom
D
which, that
Slide 25 - Quizvraag
RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)
Slide 26 - Tekstslide
Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
The officer, about....... you told me , was nice
A
who, that
B
who, that, X
C
whom,
D
which, that
Slide 27 - Quizvraag
We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who
Slide 28 - Quizvraag
This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 29 - Quizvraag
The photocopier, ...
has a two-year guarantee, cost $2000.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 30 - Quizvraag
He is the consultant ...
advice I rely on.
A
whose
B
who
C
that
D
whom
Slide 31 - Quizvraag
The people ...
were stopped at the border were all from Eastern Europe.
A
whose
B
which
C
that
D
whom
Slide 32 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Relative clauses
Mei 2022
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Theme 4 Grammar Relative clauses (3gt boek)
December 2022
- Les met
20 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
3GT Relative pronouns
Juni 2022
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
3T Relative clauses Theme 4E
Maart 2024
- Les met
21 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
3M week 49 les één (online)
December 2020
- Les met
25 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
3M week 50 les één (fysiek)
December 2020
- Les met
26 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Relative clauses EMC edition
April 2024
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Theme 4 Grammar Relative clauses (3gt boek)
Maart 2022
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3