In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Spoorboekje
Uitleg workshopboekje voor KWT uren.
Even opfrissen.
Start nieuw thema.
Afspraken:
- Jassen in de locker
- Telefoons niet zichtbaar
Slide 1 - Tekstslide
Even opfrissen
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een organisme?
Slide 3 - Open vraag
Wat zijn de kleinste bouwstenen van een organisme?
Slide 4 - Open vraag
Welke 6 kenmerken hebben plantencellen?
Slide 5 - Open vraag
Welke 3 kenmerken hebben dierlijke cellen?
Slide 6 - Open vraag
Verder met het nieuwe thema
Slide 7 - Tekstslide
T3 BS1
Slide 8 - Tekstslide
Organismen ordenen
Leerdoelen:
3.1.1. Je kunt de kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
3.1.2. Je weet wanneer organismen tot dezelfde soort behoren.
Slide 9 - Tekstslide
Groepen maken
Groepen maken doen we aan de hand van kenmerken. Kenmerken zijn eigenschappen waarmee we een organisme kunnen onderscheiden van een ander organisme, bijvoorbeeld kleur, het aantal poten en de huidsoort.
Als we organismen ordenen, verdelen we de organismen in groepen. In elke groep komen organismen met hetzelfde kenmerk.
Slide 10 - Tekstslide
Groepen maken
In de biologie maken we eerst grote groepen, daarna steeds kleinere groepen.
Slide 11 - Tekstslide
Vier groepen
We beginnen met het indelen in vier grote groepen. Deze vier grote groepen noemen wij rijken. Het gaat om dieren, planten, bacteriën en schimmels.
Slide 12 - Tekstslide
Cellen zijn belangrijk!
Om in te delen in de 4 rijken, zijn de cellen heel belangrijk.
Dieren hebben geen celwand.
Planten hebben wel bladgroenkorrels
Bacteriën hebbengeen celkern.
Schimmels hebben geen bladgroenkorrels, maar wel een celkern en een celwand.
Slide 13 - Tekstslide
Wat zit er in welke cel?
Celwand
Bladgroenkorrel
Celkern
Dieren
Nee
Nee
Ja
Planten
Ja
Ja
Ja
Schimmels
Ja
Nee
Ja
Bacteriën
Ja
Nee
Nee
Slide 14 - Tekstslide
Nog verder indelen
We gaan nog kleinere groepjes maken in de volgende lessen.
De kleinste groep is de soort.
Slide 15 - Tekstslide
Soorten
Dieren van dezelfde soort kunnen zich samen voortplanten en hun jongen kunnen zich ook weer voorplanten.
Tijger + leeuw = lijger of teeuw (niet dezelfde soort, want lijgers en teeuwen kunnen zich niet voortplanten).
Labrador + poedel = labradoodle (wel dezelfde soort, want labradoodles kunnen zich wel voortplanten)
Slide 16 - Tekstslide
In welke 4 groepen delen wij organismen in?
Slide 17 - Open vraag
Welk onderdeel zit er niet in de cel van een schimmel?
Slide 18 - Open vraag
Welk onderdeel is het enige dat wij kunnen vinden in de cel van een bacterie?
Slide 19 - Open vraag
Welke groep heeft alleen een celkern en geen bladgroenkorrels en celwand?
Slide 20 - Open vraag
Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort?
Slide 21 - Open vraag
Aan de slag
Lees T3 basisstof 1
Maak opdrachten T3 basisstof 1
Maak test jezelf T3 basisstof 1 (score in groen = af).
Slide 22 - Tekstslide
Afsluiting
Leerdoelen behaald?
Huiswerk voor de volgende les:
De opdrachten en de test jezelf van 3.1 moeten af zijn.