OEFENToets ecologie 3HV

ECOLOGIE OEFENTOETS
  • Maak de toets binnen 50 minuten
  • Maak alle  vragen
  • Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.
  • Je krijgt open vragen en meerkeuzevragen.



  • Op de meerkeuzevragen zit een tijdslot ( 20 of 30 sec) waarbinnen je de vraag moet beantwoorden.
  • Maximaal 40 punten behalen 
  • Succes!
36-40
A
31-35
B
26-30
C
17-25
D
0-16
E
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

ECOLOGIE OEFENTOETS
  • Maak de toets binnen 50 minuten
  • Maak alle  vragen
  • Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.
  • Je krijgt open vragen en meerkeuzevragen.



  • Op de meerkeuzevragen zit een tijdslot ( 20 of 30 sec) waarbinnen je de vraag moet beantwoorden.
  • Maximaal 40 punten behalen 
  • Succes!
36-40
A
31-35
B
26-30
C
17-25
D
0-16
E

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Zet de onderstaande organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot
biosfeer
ecosysteem
levens-
gemeenschap
populatie
organisme
orgaan
weefsel
molecuul
cel

Slide 2 - Sleepvraag

De Buizerd in dit plaatje zit in verschillende voedselketens.
Van welke orde is hij daardoor consument?

A
1e + 2e orde
B
2e +3e orde
C
1e + 2e + 3e + 4e + 5e + 6e + 7e orde
D
2e + 3e +4e +5e +6e orde

Slide 3 - Quizvraag

Wat is niet
één van de ecologie niveaus?
A
Ecosysteem
B
Populatie
C
Individu
D
Levensgroep

Slide 4 - Quizvraag

In tropische gebieden vindt ontbossing plaats, waardoor er meer ruimte is voor de landbouw.
Heeft ontbossing invloed op de biodiversiteit?



A
Ja, door ontbossing neemt de biodiversiteit af.
B
Ja, door ontbossing neemt de biodiversiteit toe.
C
Nee, ontbossing heeft geen invloed op de biodiversiteit

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn in deze kringloop afvaleters?
A
schildluizen
B
gadotjo's
C
houtluizen
D
bacteriën

Slide 6 - Quizvraag

Noem twee manieren waarop in elke schakel van een voedselketen energie verdwijnt.

Slide 7 - Open vraag

Noteer twee redenen waardoor een grotere variatie aan planten in de berm zorgt voor een toename in de biodiversiteit van dieren.

Slide 8 - Open vraag

Behoort de mens tot een bioom?
Behoort de mens tot een biotoop?
A
de mens behoort tot zowel een bioom als tot een biotoop
B
de mens behoort alleen tor een bioom
C
de mens behoort alleen tot een biotoop
D
de mens behoort tot geen van beiden

Slide 9 - Quizvraag

geef een voorbeeld van een heterotroof organisme

Slide 10 - Open vraag

Hoe kan in een populatie de concurrentie tussen soortgenoten worden verminderd? Noem 2 manieren.

Slide 11 - Open vraag

Wie is / zijn een concurrent van de neushoorn?

Slide 12 - Open vraag

Slechts 4% van de energie uit het veevoer wordt in een koe vastgelegd als vlees en kan worden gebruikt als voedsel door de mens. 96% gaat dus verloren voor de mens. Dit gebeurt o.a door verbranding, dode resten en onverteerbare delen in de ontlasting van de koe. Noem nog een reden waardoor veel energie uit het veevoer van de koe voor de mens verloren gaat.

Slide 13 - Open vraag

Anouk: in schakel 1 is het aantal producenten weer gegeven.

Jasmijn: de breedte van de schakel geeft het aantal organismen aan.

Wie heeft/hebben gelijk?
A
geen van beide meisjes
B
alleen Anouk
C
alleen Jasmijn
D
allebei hebben gelijk

Slide 14 - Quizvraag

Tot de piramide van aantallen van afbeelding 1 behoren ook carnivoren
Tot welke schakel of schakels van afbeelding 1 behoren de carnivoren?
A
alleen schakel 4
B
alleen schakel 3 en 4
C
alleen schakel 2, 3 en 4
D
schakel 1, 2, 3 en 4

Slide 15 - Quizvraag

Sleep de volgende factoren naar het juiste vak.
Biotische factoren
Abiotische factoren
neerslag
predatie
ziekten
bodem
schaduw
concurrentie
samenwerking

Slide 16 - Sleepvraag

Twee uitspraken:

Miranda zegt: Afvaleters behoren tot de consumenten
Karlijn zegt: Bacteriën en schimmels zetten al het afval om in glucose
A
Beiden hebben gelijk.
B
Alleen Miranda heeft gelijk.
C
Alleen Karlijn heeft gelijk
D
Geen van beiden heeft gelijk.

Slide 17 - Quizvraag

Een regenbui is een abiotische factor
A
Juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Afvaleters behoren tot de reducenten.

A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Een tropisch regenwoud is een climaxecosysteem
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een ziekteverwekker is een abiotische factor
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

In een voedselketen wordt de biomassa in elke volgende schakel groter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Een ecosysteem bestaat uit meerdere levensgemeenschappen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Drie schakels zijn in de afbeelding niet ingevuld.
Welke van de volgende dieren kan in schakel 3 thuishoren?

A
Een garnaal.
B
Een kaaimankrokodil
C
Een waterkever.

Slide 24 - Quizvraag

Kikkervisjes eten alleen de organismen die in schakel 1 thuishoren.
Tot welke groep horen kikkervisjes?

A
Tot de carnivoren.
B
Tot de herbivoren.
C
Tot de omnivoren.

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding
Welk organisme in deze afbeelding is een consument van de tweede orde?
A
Het konijn.
B
De radijs
C
De uil

Slide 26 - Quizvraag

De organismen in een bepaald ecosysteem kunnen worden weergegeven in een piramide van biomassa met vier lagen:
1 kg, 20 kg, 400 kg en 40 000 kg.
Hoeveel kg is de biomassa van alle planteneters samen in dit ecosysteem?



A
1 kg
B
20 kg
C
400 kg
D
40.000 kg

Slide 27 - Quizvraag

Op het landgoed Hackfort in de Achterhoek zie je veel overgangen tussen landbouwgrond en bos. Op die overgangen bevindt zich vaak een bijzonder dynamisch ecosysteem. In bron 1 zijn enkele organismen weergegeven die in zo’n ecosysteem voorkomen. Soms worden stukjes bos gerooid om plaats te maken voor graanakkers. De tarwe van zo’n graanakker levert dan extra voedsel voor veld- en huismuizen.

Slide 28 - Tekstslide

Wat gebeurt met het aantal spitsmuizen door de
verandering in het ecosysteem?

A
Het aantal spitsmuizen neemt af doordat er minder dode bladeren zijn van bomen en struiken.
B
Het aantal spitsmuizen neemt af door de toenemende concurrentie van de andere muizensoorten.
C
Het aantal spitsmuizen blijft ongeveer gelijk, want er blijven evenveel kevers en wormen
D
Het aantal spitsmuizen neemt toe, want de kerkuilen eten nu vooral de andere muizensoorten.

Slide 29 - Quizvraag

Noem alle producenten uit het relatieschema van bron 1.
Geef ook aan of ze autotroof of heterotroof zijn.

Slide 30 - Open vraag

Een stuk grond in Suriname wordt ontbost. Als het stuk helemaal schoon is, ontstaan na enige tijd op onbebouwde plekken bepaalde grassen.Hoe noemt men het ecosysteem met deze eerst groeiende plantensoorten op een onbegroeide plek?

Slide 31 - Open vraag

De impala (afbeelding 13) leeft in Afrika in gebieden met grasland en acaciabomen.
 Impala’s leven in groepen die bestaan uit een mannetje met vrouwtjes en jongen. Ze eten planten zoals bladeren van acacia’s en gras. Ze moeten voortdurend opletten omdat ze een prooi zijn voor bijvoorbeeld leeuwen en luipaarden

Slide 32 - Tekstslide

In de tekst worden verschillende organismen genoemd die deel uitmaken van een voedselweb. Dit voedselweb bestaat uit een aantal voedselketens.
Schrijf een voedselketen op met drie organismen die in de tekst worden genoemd.

Slide 33 - Open vraag

In de afbeelding is een kringloop van stoffen schematisch weergegeven. Hierin spelen onder andere bamboe, bamboe etende grote panda’s, bacteriën en de mens een rol.


Tot welk vak behoren bacteriën?

Slide 34 - Open vraag

In de afbeelding is een kringloop van stoffen schematisch weergegeven. Hierin spelen onder andere bamboe, bamboe etende grote panda’s, bacteriën en de mens een rol.

Tot welk vak behoren afvaleters die van dode panda’s leven

Slide 35 - Open vraag

Bekijk de afbeelding. Benoem onderdeel 3

Slide 36 - Open vraag

Bij welk nummer is sprake van fotosynthese?

Slide 37 - Open vraag

Bekijk de afbeelding. Benoem onderdeel 3

Slide 38 - Open vraag

Is de totale biomassa aan konijnen groter dan, kleiner dan of gelijk aan de biomassa aan struiken? Leg je antwoord uit.

Slide 39 - Open vraag

Leg uit of er sprake is van verbranding bij nummer 1

Slide 40 - Open vraag

Jayden tekent in een diagram het verband tussen de temperatuur van het water en de groei- en voorplantingskansen van de goudvissen in zijn aquarium.
Hoe wordt zo’n diagram genoemd?

Slide 41 - Open vraag