CKV VWO 6 Periode 1 les 5

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar!
Johan de Witt map paraat
Laptop opgeladen en gereed voor gebruik
Telefoon in het "zakkie" 

Slide 2 - Tekstslide

CKV VWO 6 les 5

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Je hebt actief de dimensies teruggehaald
Je kunt goed van start met het invullen van de researchmap
Je kunt een gebalanceerde mening geven over jouw kunstwerk
Je bent klaar om stap 1 van de researchmap in te vullen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent 'lokaal en globaal' in relatie tot kunst?
A
Kunst die universele thema's of wereldwijde invloeden omarmt
B
Kunst geworteld in lokale culturele contexten of kunst die universele thema's of wereldwijde invloeden omarmt
C
Kunst die alleen universele thema's omarmt
D
Kunst geworteld in lokale culturele contexten

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met 'herkenning en vervreemding' in de kunst?
A
Kunst die vertrouwdheid en begrip oproept of een gevoel van vreemdheid en afstandelijkheid creëert
B
Kunst die alleen vertrouwdheid oproept
C
Kunst die een gevoel van vreemdheid en afstandelijkheid creëert
D
Kunst die vertrouwdheid en begrip oproept

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent de term 'individueel en coöperatief' in de context van kunstwerken?
A
Kunstwerken gemaakt door groepen kunstenaars
B
Kunstwerken gemaakt door individuele kunstenaars
C
Kunstwerken gemaakt door samenwerking en collectieve inspanningen
D
Kunstwerken gemaakt door individuele kunstenaars of door samenwerking en collectieve inspanningen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen ambachtelijke en industriële kunst?
A
Subjectieve waardering van esthetiek versus functionele kunst
B
Kunst gemaakt met digitale technologieën versus traditionele middelen
C
Handgemaakte versus met industriële processen geproduceerde kunstwerken
D
Kunstwerken die dienen als design en ambachten versus kunstwerken zonder specifiek doel

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het kenmerk van autonome kunst?
A
Het heeft geen ander doel dan kunst zijn
B
Het is functioneel en dient een specifiek doel
C
Het is gebaseerd op objectieve realiteit
D
Het wordt gemaakt met behulp van digitale technologieën

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen feit en fictie?
A
Autonome en toegepaste kunst
B
Objectieve realiteit versus verzonnen verhalen
C
Handgemaakte en industriële kunstwerken
D
Subjectieve waardering van esthetiek

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Pair-Share

1. Wat heb je gezien?
2. Wat vond je ervan?
3. Wat was inspirerend?

timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

Deel de gebalanceerde mening met de klas!

Slide 19 - Tekstslide