Arbeid en energie

Arbeid
Arbeid en Energie
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Arbeid
Arbeid en Energie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid

Als je met een kracht een voorwerp verplaatst, 
verricht je arbeid. Daardoor verandert de energie van het voorwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

-Je kent de natuurkundige betekenis van het begrip 'Arbeid'.
-Je kunt werken met de formule van arbeid.
-Je kent de 2 eenheden van Arbeid.
-Je weet het verschil tussen negatieve en positieve arbeid.
-Arbeid bepalen uit (F,s)-diagram

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid
Omdat die richting zo belangrijk is, is het ook een onderdeel van de formule voor arbeid. In formulevorm:


waarin:
             = arbeid (J)
             = kracht (N)
             = afstand (m)
            
W=Fs
s
W
F

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid
W=Fs=505=250 J
Arbeid = kracht x afstand
W = F x s
[F] = N
[s] = m
[W] = Nm = J

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid berekenen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negatieve Arbeid
Tegenwerkende krachten (rolweerstandskracht) leveren negatieve arbeid.

Wrijvingskracht werkt tegen de 
bewegingsrichting in.
Hier zetten we een min-teken 
voor 
Negatieve arbeid wordt omgezet in warmte 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid
Krachten die gebruikt worden voor de voortstuwing leveren positieve arbeid.
Krachten die gebruikt worden om af te remmen leveren negatieve arbeid.
De wrijvingskracht levert (als hij er is) altijd negatieve arbeid. Want de wrijvingskracht is altijd tegen de beweging in. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de arbeid die de wrijvingskracht (80 N) verricht op een fietser die 30 min lang met 18 km/h fietst.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verplaatsing omhoog
Bij fitness gebruik je arbeid.
Bij een grotere hoogte h, verricht je meer arbeid.
W=F  s
W=m  g  s
Wz=m  g  h

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid, wat we al weten + of - ?
- Krachten die gebruikt worden voor de voortstuwing leveren positieve arbeid.
- Krachten die gebruikt worden om af te remmen leveren negatieve arbeid.
- De wrijvingskracht levert (als hij er is) altijd negatieve arbeid. Want de wrijvingskracht is altijd tegen de beweging in. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een steen (50 g) valt van 40 m hoogte naar beneden. De gemiddelde wrijvingskracht is 0,25 N.

Bereken de arbeid van de zwaartekracht.
Bereken de arbeid van de wrijvingskracht.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid
Omdat die richting zo belangrijk is, is het ook een onderdeel van de formule voor arbeid. In formulevorm:


waarin:
             = arbeid (J)
             = kracht (N)
             = afstand (m)
             = hoek tussen kracht en
                 bewegingsrichting (°)
W=Fscos(θ)
θ
s
W
F

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een meisje op een slee wordt met constante snelheid voortgetrokken. Het touw maakt een hoek van 25graden. De vader trekt over een afstand van 60m met een kracht van 50
m. Breken de arbeid en toon aan dat de schuifwrijvingskracht gelijk is aan 45N.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Om Arbeid te minimaliseren wil je:
A
De kracht en afstand maximaliseren
B
De kracht minimaal, de afstand maximaal
C
De kracht en afstand minimaliseren
D
De kracht maximaal, de afstand minimaal

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer wordt er geen arbeid verricht
A
Als F en s tegengesteld zijn
B
Als F en s dezelfde richting hebben
C
F en s loodrecht op elkaar staan
D
In elke situatie wordt arbeid verricht.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer verricht je meer arbeid?
A
Een boek optillen op de maan
B
Een boek optillen op aarde
C
Er is geen verschil

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de arbeid van de zwaartekracht van klein {meest negatief} (1) naar groot (8). 
1
2
3
4
5
6
7
8

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

arbeid uit een F,s diagram
hoe bepaal je de arbeid??

Let op dat F niet gelijk blijft 
tijdens het uitoefenen. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 voorbeeld een uitgerekte veer 
Wat is de arbeid die een veer met dit (F,s)-diagram verricht tussen 3 en 5 meter?

Oppervlaktemethode:
W=1,3+4,0=5,3 J.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oppervlaktemethode
Denk nog eens terug aan de oppervlaktemethode van Hoofdstuk Beweging. Daarbij kon je

v=tss=vt

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid als de kracht niet constant is: oppervlakte onder F,s-diagram bepalen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naar beneden.
  1. Hoe groot is de arbeid die de zwaartekracht verricht wanneer de skiër met een massa van
    60 kg, 120 m naar beneden gaat.
  2. De wrijvingskracht is 35 N. Bereken de arbeid die de wrijvingskracht verricht.

Slide 23 - Tekstslide

W = F * ∆h Uitleggen dat het daarom in theorie evenveel energie kost om iets op te tillen of omhoog te rollen maar dat je minder kracht nodig hebt.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeid & zwaartekracht
  • Arbeid wordt verricht door zwaartekracht wanneer een voorwerp valt/omlaag gaat
  • Fz = m * g, verplaatsing = h
  • dus:
  • Wzw = Fzw * h
  • Wrijvingsarbeid is altijd negatief. Waarom?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een steen (50 g) wordt vanaf een hoogte van 10 m tot een hoogte van 15 m omhoog gegooid en valt daarna terug naar 0 m hoogte.
Bereken de arbeid van de zwaartekracht.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.Een 10 kg blok wordt 5meter een helling van 20 graden op geduwd. Hoeveel Arbeid kost dit?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kinetische energie
Er kan ook energie in beweging zitten. Deze kan dan ook 'arbeid' leveren. 


Ekin=21mv2

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Som van de arbeid = Verandering van Kinetische Energie

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Vermogen is de hoeveelheid energie die een 
apparaat in een seconde gebruikt.

Het symbool voor vermogen is P en de 
eenheid van vermogen is Watt (W).
P= W/t
P= F.v

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwaarte-energie

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energievormen
  • Zwaarte-energie
  • Veerenergie
  • Warmte
  • Elektrische energie
  • Stralingsenergie
  • Chemische energie
  • Kinetische energie (bewegingsenergie)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veerenergie
Voor de veerenerrgie geldt: Ev = ½ C u²
Dit volgt uit de arbeid die je moet verrichten  om een veer met veerconstante C een uitrekking u te geven.

De kracht die hiervoor nodig is wordt bepaald door Fv= (-) C u.
Omdat in het begin (u = 0 m) de kracht ook 0 is, en deze regelmatig (lineair) toeneemt tot de eindwaarde (F = C.u), is de gemiddelde kracht de helft van de maximale kracht en dus Fv,gem = (0 + C.u)/2 = ½ C u.

De totale arbeid is dus W = Fgem x s = (½ Cu)x(u) = ½ C u²
Deze verrichte arbeid gaat 'in' de veer zitten als veerenergie Ev.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

warmte-energie
wrijvingskracht verricht negatieve arbeid, kinetische energie neemt af. Hierdoor ontstaat warmte.




Q = Fw . s 

Slide 34 - Tekstslide

Laat de leerlingen oefenen met het berekenen van de hoeveelheid warmte die een warmtebron in een bepaalde tijd levert. Geef enkele voorbeelden en laat de leerlingen de formule Q = P x t gebruiken.
Elektrische energie
De elektrische energie is de energie die veroorzaakt wordt door de elektriciteit. De energie is afhankelijk van het vermogen en de tijd.
De elektrische energie kun je berekenen met de volgende formule:

Electrische energie (J) = vermogen (Watt) x tijd (s)
Eel=Pt

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stralingsenergie
De hoeveelheid stralingsenergie die per seconde op een oppervlakte van een vierkante meter valt, noem je de intensiteit van de straling.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chemische energie
Energie die we halen uit brandstof noemen we chemische energie. 

Slide 37 - Tekstslide

voedingsstoffen worden via een chemiscghe reactie omgezet en zo krijgen haar spieren energie
dor gas, benzine of diesel te verbranden komt chemische energie vrij. de motor zet die voor een deel om in bewegingsenergie
de chemische energie die vrijkomt bij verbranding van 1 kg (vaste stoffen) of 1 m3 (vloeistoffen en gassen) noem je de stookwaarde
accu's en batterijen bevatten chemische energie, die wordt omgezet in elektrische energie als ze stroom leveren
Andersom: opladen (= opnieuw chemische energie aanbrengen) 
Rendement

Rendement is het percentage van de nuttig gebruikte energie. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie

Potentiële energie is de vorm van energie die onder de werking van een kracht de toestand van het vw kan veranderen en altijd in kinetische energie.  
EpotEk

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een steentje (100 g) valt wrijvings naar 30 m beneden.
Bereken met welke snelheid hij de grond raakt.
Zwaarte energie wordt omgezet in kinetische energie.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Energievergelijkingen opstellen
1) Noteer de vormen van energie voor de gebeurtenis. Begin:
De arbeid die energie toevoert aan het systeem (voor een toename van de kinetische energie zou zorgen) hoort hierbij.
2) Noteer de vormen van energie na de gebeurtenis. Eind:
De arbeid die energie afvoert uit het systeem (voor een afname van de kinetische energie zou zorgen) hoort hierbij.


Volgens de Wet van behoud van energie moet de som van de energieën voor gelijk zijn aan de som van de energieën na de gebeurtenis.
Stel dit aan elkaar gelijk en vul de formules voor de vormen van energie in indien nodig. Je hebt nu een energievergelijking, die je kan oplossen.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke energieomzetting is er?
Welke energieomzetting zorgt voor voortstuwing?

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van behoud van energie


  • Energie kan niet verdwijnen.
  • Energie kan wel worden omgezet.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kinetische energie van een voorwerp is...
A
recht evenredig met de snelheid
B
omgekeerd evenredig met de snelheid
C
evenredig met de wortel van de
D
evenredig met het kwadraat van de snelheid snelheid

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een voorwerp niet stilstaat, bezit het altijd kinetische energie.
A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stel er valt kogel met luchtweerstand. Wat geldt volgens de wet van energie behoud?
A
Ek(beneden)=Ez(boven)
B
Ek(beneden) = Etotaal(boven)
C
W(luchtweerstand)= Ek(beneden) + Ez(boven)
D
W(luchtweerstand)= Ek(beneden) - Ez(boven)

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gravitatie-energie (CE: VWO)
-Voor de gravitatie-energie geldt: Eg = -G mM/r.
-Gravitatie-energie is de oppervlakte onder het Fg,r-diagram.
-De Eg is altijd negatief. In het 'oneindige' is de energie op 0 J 'afgesproken'.
-Hoe verder je van je 'centrum' af bent, hoe groter (een kleinere negatieve waarde) de Eg.
-Om te kunnen 'ontsnappen' moet je in het 'oneindige' nog minimaal 0 J energie hebben.
-Via de wet van behoud van energie, moet je dus ook bij vertrek 0 J of meer hebben.
-Hieruit volgt voor de ontsnappingssnelheid de formule rechtsonder:

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gravitatie-energie
Het Eg,r-diagram geeft de gravitatie-energie van een voorwerp als het nulpunt van de gravitatie-energie is gekozen ‘in het oneindige’ (zie figuur 2).

Bekijk de volgende twee uitspraken.
1 De gravitatie-energie is altijd negatief.
2 De gravitatie-energie neemt toe bij het vallen.
Welke uitspraak is juist?


Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Eg,r-diagram geeft de gravitatie-energie van een voorwerp als het nulpunt van de gravitatie-energie is gekozen ‘in het oneindige’ (zie figuur 2).
Bekijk de volgende twee uitspraken.
1 De gravitatie-energie is altijd negatief.
2 De gravitatie-energie neemt toe bij het vallen.
Welke uitspraak is juist?

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies