H3 paragraaf 5 Het parlement controleert

3.5 Het parlement controleert
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
maatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.5 Het parlement controleert

Slide 1 - Tekstslide

leerdoel
je weet wat er wordt bedoeld met het begrip parlement
welke taken het parlement heeft en hoe het parlement die taken uitvoert en welke rechten het parlement daarvoor heeft.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

wetgevende taak parlement
stemrecht
recht van initiatief  ( alleen Tweede Kamer)
recht van amendement ( alleen Tweede Kamer)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Controlerende rechten van de Eerste- en Tweede Kamer

  • Recht van budget 
(goed- of afkeuren van de staatsbegroting)
  • Recht van enquête
(tot op de bodem uitzoeken van een bepaalde zaak)
  • Recht om het kabinet vragen te stellen ('vragenuurtje’)
  • Recht van Motie: uitspraak van de Kamer waarin de Kamer haar mening geeft of een minister vraagt iets te doen.
  • Recht van interpellatie: minister moet naar de Kamer komen om uitleg te geven over het beleid ( debat),


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

WAT KOMT HIER AAN DE ORDE
  • 1. Machtsmiddelen:  AANTAL +.TOEGANG TOT POLITICI
  • 2.TRIAS POLITICA: UITVOERENDE MACHT =BELASTINGDIENST
  • 3. CONTROLE DOOR PARLEMENT
  • 4. PARLEMENTAIRE ENQUÊTE
  • 5.RECHTSBESCHERMING ( GRONDWET)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

De minister-president...
A
...is de leider van het kabinet
B
...is de voorzitter als de ministers met elkaar vergaderen
C
...is het staatshoofd van Nederland
D
...beëdigt de ministers en staatssecretarissen

Slide 19 - Quizvraag

Christen-democratie komt vooral op voor...
A
... gezinnen met kinderen
B
... mensen met weinig geld
C
... werkende burgers
D
... een actieve overheid

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een coalitie?
A
Politieke partijen die samen een regering vormen
B
Politieke partijen die met wetsvoorstellen komen
C
De regering die bestaat uit koning en ministers
D
De Eerste en de Tweede Kamer samen

Slide 21 - Quizvraag

hoeveel leden heeft het parlement
A
225
B
75
C
200
D
150

Slide 22 - Quizvraag

welk recht hoort niet tot de controlerende taak van het Parlement
A
recht van interpellatie
B
vragenrecht
C
recht van initiatief
D
recht van budget

Slide 23 - Quizvraag

recht van amendement,
Wie heeft dit recht en wat betekent het?
A
alleen de Tweede Kamer wijziging wetsvoorstel
B
alleen de Eerste Kamer wetswijziging
C
alleen de Tweede Kamer,debatteren over een weet
D
alleen de Eerste Kamer, wetsvoorstel

Slide 24 - Quizvraag

Wie is de grootste partij in de tweede kamer?
A
PvdA
B
VVD
C
PVV
D
SP

Slide 25 - Quizvraag

recht van initiatief heeft alleen
A
De Tweede Kamer betekent het indienen van een wetsvoorstel
B
De Eerste Kamer en betekent het indienen van een wetsvoorstel
C
De Tweede Kamer en betekent voorstel tot debat
D
De Eerste Kamer en betekent de de minister uitleg moet komen geven

Slide 26 - Quizvraag

wie of wat bepaalt wat de hoogte van een straf voor een misdrijf moet zijn?
A
de rechter
B
Officier van Justitie
C
de Tweede Kamer
D
wetboek van strafrecht

Slide 27 - Quizvraag

EEN MINISTER KAN NIET TEGELIJKERTIJD LID VAN DE TWEEDE KAMER ZIJN, DAT HEEFT TE MAKEN MET
A
dat is VEEL TE VEEL WERK
B
hij heeft dan geen ambtenaren die hem helpen
C
TRIAS POLITICA

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn de twee belangrijkste taken van de Tweede Kamer?
A
mede wetgever Regering controleren
B
Wetgeving maken Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren Dagelijks bestuur van het land
D
Wetten uitvoeren Recht spreken

Slide 29 - Quizvraag

Het kabinet bestaat uit:
A
De koning, alle ministers en staatssecretarissen
B
De koning en alle ministers
C
Alle ministers en staatssecretarissen
D
De minister-president en alle ministers

Slide 30 - Quizvraag

In het regeerakkoord staat...
A
...wat de koning wil bereiken
B
...wat de taak van ministers is
C
...wat de regering wil bereiken
D
...wat de uitgaven en inkomsten van de regering zijn

Slide 31 - Quizvraag

Bij wie legt het nieuw gevormde kabinet een eed af?
A
Bij de minister-president
B
Bij de koning
C
Bij de leden van de Tweede Kamer
D
Bij de staatssecretarissen

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Link

lezen par. 3.5
maken werkboek blz 48,49,50,51

Slide 34 - Tekstslide