vb opdracht
Jolanda en Jan staan op 100 m afstand van elkaar. Ze rennen elkaar tegemoet. Jolanda rent met een snelheid van 3 m/s. Jan rent met een snelheid van 2 m/s.
a teken één x,t diagram deze bewegingen.
b. bepaal uit het x,t diagram op welke plek ze elkaar ontmoeten en op welk tijdstip.